BD.8624
23 september 1963
De verwoesting van de aarde is het gevolg van experimenten
Het laatste werk dat de aarde verwoest zet u mensen zelf in werking. En Ik hinder u daar niet bij, omdat Ik ook aan het geestelijke denk dat door dit verwoestende werk vrij wordt uit de materie en in nieuwe, andere vormen op de nieuwe aarde zijn ontwikkelingsgang weer kan voortzetten. Al meer dan eens is u dit gezegd, maar toch is uw geloof eraan zeer gering, want het hele gebeuren is voor u eenvoudigweg onvoorstelbaar. Het vormt echter de afsluiting van een ontwikkelingsperiode waarop een nieuwe periode volgt, opdat het werk om het geestelijke terug te brengen zich weer in wettelijke ordening kan voltrekken en er weer een resultaat te behalen is dat voor de verwoesting van de oude aarde niet meer te zien was.
Mijn tegenstander voert zijn laatste satanische daad uit doordat hij de mensen ertoe aanzet dat te doen waartoe hij zelf de macht niet heeft: scheppingswerken te vernietigen - in het geloof daardoor het gebonden geestelijke te bevrijden en in zijn macht te krijgen. Hij haalt de mensen over en zet hen ertoe aan proefnemingen te doen van allerlei aard, die echter door de onwetendheid van de mensen mislukken en daarbij verschrikkelijke gevolgen uitlokken.
Want de mensen wagen zich aan experimenten waarvan ze de afloop niet kennen. Ze zetten krachten in werking die ze niet beheersen en zijn daardoor ten dode opgeschreven. En met hen zal ook het hele scheppingswerk aarde aan de meest geweldige verwoestingen zijn blootgesteld. Het hele aardoppervlak zal totaal veranderen, alle scheppingswerken op de aarde zullen aan de vernietiging ten prooi vallen. De uitwerkingen ervan zullen tot in het binnenste van de aarde doordringen en zo kan er dus van een verwoesting van enorm grote omvang gesproken worden. De meeste mensen zullen dit weliswaar zelf niet meer kunnen nagaan, behalve de kleine schare die Ik tevoren van de aarde wegvoer in een gebied van vrede.
Ik zelf zou nooit zo'n verwoesting toelaten wanneer Ik daardoor niet ook nieuwe mogelijkheden zou verkrijgen die tot zegen zijn voor het nog gebonden geestelijke dat al eindeloos lange tijden in de hardste materie smacht. Maar voor dit geestelijke zou een verdere ontwikkeling ook mogelijk zijn wanneer de mensen de wettelijke ordening niet omver zouden stoten maar steeds hun dienende taak op aarde vervulden.
Maar de mensen leven niet meer in mijn goddelijke ordening en daardoor heeft mijn tegenstander grote invloed op hen en hij zet ze aan iets te doen waarvan hij profijt hoopt te trekken, waarvan hij de terugkeer van al het gekluisterde geestelijke naar hemzelf toe verwacht. En Ik houd hem daarbij niet tegen, omdat het altijd nog aan de vrije wil van de mens zelf ligt, of hij datgene uitvoert waartoe mijn tegenstander hem wil dwingen.
Maar wat de mensen ook doen, steeds zal Ik de uitwerkingen van hun handelen juist weten te benutten. Want ook de duistere wereld is waarlijk aan Mij en mijn macht onderworpen en ze moet Mij dienen en als het ware deelhebben aan mijn werk om het geestelijke terug te voeren, al is het ook onbewust. Ik ben echter sinds eeuwigheid op de hoogte van de wilsrichting van de mensen en Ik kon daarom op grond van deze wil ook mijn heilsplan opstellen.
Ik weet wanneer het tijdstip gekomen is waarin een geestelijke vooruitgang op de aarde niet meer te verwachten is. Ik weet ook wanneer voor het gebonden geestelijke de tijd gekomen is dat het vrij kan worden en Ik belet daarom het handelen van de mensen niet wanneer ze aan een reusachtig vernietigingswerk beginnen door hun verkeerd gerichte wil die zich naar mijn tegenstander keert, waardoor de mens voor hem een gewillig werktuig is. Want hijzelf kan geen scheppingswerk te gronde richten, hij kan geen stukje materie uiteen doen vallen en al het gebonden geestelijke is aan zijn macht ontrukt. Daarom probeert hij het weer terug te winnen en de mensen zijn hem daarbij behulpzaam daar ze zelf bijdragen aan de ontbinding van de materie - aanvankelijk door talrijke kleine proefnemingen, die echter later afmetingen aannemen waartegen de materie niet bestand is.
Doch Ik laat het toe dat het geestelijke dat in de materie gekluisterd is vrij wordt, al is het ook ten koste van het hele menselijk geslacht, dat zelf op een geestelijk dieptepunt is aangekomen dat een hernieuwde verbanning in de materie nodig maakt. En wat mijn tegenstander en de van hem afhankelijke mensen nu ook ondernemen - uiteindelijk zal het toch weer de positieve ontwikkeling dienen van het geestelijke dat eens tot voltooiing moet komen. En daarom zal ook mijn heilsplan worden verwezenlijkt, zoals het u bekend is gemaakt in woord en geschrift.
Amen |