Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8616
14 september 1963

Voorspraak voor zielen in het hiernamaals (2)

Antwoord op de leer dat alleen maar "bevoegde" bidders het recht hebben voor de zielen te bidden. Steeds weer onderwijs Ik u het evangelie van de liefde, want als u dat aanneemt en het gebod van de liefde tot God en uw naasten volbrengt, vervult u uw aardse opdracht. En u moet u daarom steeds afvragen of alles wat u denkt, spreekt en doet, volgens mijn gebod van de liefde is. Maar steeds wordt de liefde verlangd die diep in het hart opvlamt, want met loze woorden en gebaren kan Ik Mij niet tevreden stellen.

En zo moeten ook alle werken van liefde onzelfzuchtig gedaan worden, want het uitzicht op loon doet afbreuk aan de liefde en zulke daden worden dan ook alleen zuiver aards beoordeeld. Altijd zal het meest innerlijke gevoel om te willen helpen en verblijden maatgevend zijn. Altijd zal de onzelfzuchtig gevende liefde bedoeld zijn, als Ik van u een leven in liefde verlang. Alleen deze brengt u tot voltooiing. Doch deze reine, goddelijke, onzelfzuchtige liefde verbindt u met Mij. En wat u in zo'n liefde voor uw naasten vraagt, dat zal hij ook ontvangen, hetzij dat zijn aardse nood gelenigd wordt, hetzij dat hem geestelijke gaven worden geschonken.

Altijd zal uw liefde die uw naasten betreft dit bewerkstelligen.

Wat zonder liefde geschiedt - gebeden die alleen de mond uitspreekt maar niet uit de diepte van het hart voortkomen - is als niet gesproken. Want deze bereiken mijn oor niet en dus kunnen zulke gebeden niet verhoord worden. Omdat echter het werken in liefde in alle opzichten het doel is van het aardse bestaan, zal Ik ook niet ophouden de liefde te prediken. En Ik zal de arbeiders in mijn wijngaard ook steeds opdragen het evangelie van de liefde verder te verspreiden, ieder mensenhart aan te spreken en aan te sporen tot onzelfzuchtige werken van liefde.

Maar nooit zal Ik een mens verhinderen om in liefde te werken, dat spreekt voor zich. Het gaat alleen daarom dat hij levendig is en bij alles door de liefde aangespoord wordt, want Ik heb voor geen enkele uiterlijke vorm waardering, omdat die waardeloos is voor de ziel van de mens. Ikzelf beoordeel alleen de wil van de mens, en Ik alleen weet of bij alles wat hij denkt, spreekt en doet, zijn hart betrokken is of niet. En u mensen moet altijd alleen maar de liefde prediken. U mag echter nooit de mensen beletten daden van liefde te verrichten, waartoe ook het gebed voor de gestorvenen behoort.

Want kent u de graad van rijpheid van diegenen die bidden?

En maakt u de mensen die u waarschuwt voor zo'n gebed niet onzeker? Geloof het maar, dat zij zelf kunnen beoordelen of hun gebeden door Mij worden aangenomen.

Wilt u ook degenen weerhouden om te bidden, die vanwege bezorgdheid om hun overledenen die zij willen helpen, worden gedreven en die anders helemaal niet zouden bidden?

U zult twijfel zaaien in hun harten, want een ootmoedig mens is niet overtuigd van zijn rijpheid, die hem alleen het recht zou geven voor deze zielen te bidden.

En wie kan er zeggen al zo vast verankerd in het geloof te staan, dat alleen zijn gebeden van waarde zijn? Het beoordelen van de waarde van een gebed moet alleen aan Mij overgelaten worden, want Ik waardeer reeds van iedere ziel de wil om te helpen en waarlijk, Ik zal ieder die bidt behoeden voor de macht van mijn tegenstander. Alleen nietszeggende lippendienst heeft geen waarde. Zulke bidders bevinden zich nog steeds in de macht van mijn tegenstander, anders zou hun geloof meer levend zijn en hun gebed uit het hart opstijgen. Dus waarschuwen voor gebeden voor overledenen mag u niet, omdat het verkeerd is te denken dat iemand die bidt zich in de macht van mijn tegenstander begeeft door zijn gebed. Een gebed dat alleen met de mond wordt uitgesproken, kan door Mij niet worden aangenomen. En zulke gebeden ontrukken waarlijk niet de zielen aan mijn tegenstander.

Zulke bidders hebben zijn wraak niet te vrezen, omdat zij hem geen zielen afhandig maken. Laat dit ene u gezegd zijn, dat Ik alleen uw denken dat verkeerd geleid werd, verbeteren wil. Want van mijn kant uit is zo'n leerstelling niet tot u gekomen, omdat deze de waarheid weerspreekt die Ik naar de aarde zend opdat een licht schijnt in de duisternis die mijn tegenstander over de aarde verspreid heeft. Waar slechts een vonkje van liefde opgloeit, daar komt de mens nader tot Mij, en alleen zo'n liefdesvonk zal een mens ertoe brengen voor de zielen in het hiernamaals te bidden.

En zo'n mens is ook niet ongelovig, anders zou hij ieder voortleven na de dood ontkennen en nooit de zielen een gebed achterna zenden.

Amen