BD.8573
28 juli 1963
De vergeestelijking van ziel en lichaam - Wat is het materiële
lichaam?
Iedere vraag wil Ik u beantwoorden op een manier die voor
u begrijpelijk is, zelfs als de diepste samenhangen u nog niet begrijpelijk
zijn vanwege uw lage zielenrijpheid. Toch zult u over vraagstukken die
u bezig houden en die u alleen niet vermag op te lossen niet in 't onzekere
gelaten worden.
Het zal net zo licht in u worden als u licht begeert. De samenstelling
van de ziel van de mens heeft zich op dezelfde wijze toegedragen als het
uiteenvallen van het wezen en heeft plaatsgevonden na haar afval van Mij,
na de verharding van zijn substantie.
De afzonderlijke partikeltjes die door de scheppingswerken zijn heen gegaan
met het doel uit te rijpen, worden weer verzameld: gesteenten, het planten-
en dierenrijk lieten alle partikeltjes die tot een gevallen wezen behoren
weer vrij, en deze sloten zich tenslotte weer aaneen en vormden dan de
ziel van de mens. Dus is deze ziel de eens gevallen oergeest die moet
terugkeren tot Mij, van wie hij is uitgegaan, als hij in het aardse leven
zijn laatste wilsproef doorstaat - waarvoor zijn vrije wil noodzakelijk
is. Deze ziel belichaamt zich in een omhulsel van vlees, in een stoffelijk
lichaam en dit bestaat uit ontelbare geestelijke substanties die nog in
het begin van hun positieve ontwikkeling staan. Want alle materie is het
geestelijke dat aan het begin van zijn ontwikkeling staat, dat reeds het
rijpere geestelijke in zich bergt, dat daarin dienen moet en zo tot ontwikkeling
komt. De "materie" dus heeft een zeer lange weg voor zich tot
ook zijzelf zich als "ziel" kan belichamen. Toch kan de weg
van elke geestelijke substantie van verschillend lange duur zijn. Het
geestelijke in de materie kan sneller uitrijpen, ook kan echter de materie
zelf sneller tot 'n uiteenvallen komen als haar dienende functie zonder
weerstand vervuld wordt, als de tegenstand van het geestelijke dat nog
gekluisterd is in de materie vlugger afneemt, en dienstbaar is.
Dit zal steeds dan het geval zijn als het zich in een omgeving bevindt
waarin een bewust streven naar Mij te bemerken is, wat al het geestelijke
als een weldaad ondervindt en waarvan de ontwikkelingsweg ook afgekort
wordt, omdat het vaak de mogelijkheid krijgt te dienen.
U moet dat zo verstaan: waar nog een hang naar de materie is, waar geen
geestelijk streven te bemerken is - daar wordt de materie "opgepot".
Haar wordt weinig gelegenheid gegeven te dienen, en de gekluisterde toestand
in deze materie wordt verlengd, zoals hij echter ook zeer verkort kan
worden als de mens geen vermeerdering van aardse goederen nastreeft, en
het weinige dat hij bezit steeds gelegenheid geeft te dienen.
Dan draagt de mens zelf door zijn instelling tegenover Mij en de materie
bij tot een sneller uiteenvallen ervan, en het daarin gebonden geestelijke
zal heel wat vaker zijn uiterlijke gedaante kunnen verwisselen en sneller
tot rijpheid komen en ook in minder tijd dat stadium bereiken waarin alle
partikeltjes zich verzameld hebben en waarin nu de belichaming als ziel
in de mens kan plaatsvinden. Zo ook is het aardslichamelijke omhulsel
van de ziel nog geconsolideerde materie waarvan de substanties tot een
eertijds gevallen oergeest behoren, die eveneens ooit zelf als ziel de
wilsproef op aarde af moet leggen. Gelukt het nu een mens tijdens zijn
leven op de aarde tegelijk met zijn ziel ook zijn vleselijk lichaam te
vergeestelijken, wat weliswaar zelden voorkomt maar toch mogelijk is,
dan zullen de geestelijke substanties ervan zich bij de ziel aansluiten
en een bepaalde geestelijke rijpheids toestand bereiken, zodat nu ook
van de kant van de lichtwezens aan wier zorg de gevallen geesten zijn
toevertrouwd, ook op het nog in de uiterlijke vorm gekluisterd wezenlijke
zo ingewerkt wordt dat het snel tot uitrijpen komt - omdat een ziel die
zo'n vergeestelijking tegelijk met het lichaam tot stand zou brengen overal
veel kracht uitstraalt op alle substanties van die ziel - die de ontwikkelingsgang
nog moet afleggen.
Die ziel neemt dus haar vergeestelijkt lichaam met zich mee in het geestelijke
rijk en zij straalt deze vergeestelijkte substanties dan weer als kracht
naar het oerwezen, aan wie ze toebehoren. Dit wezen legt dan zijn ontwikkelingsweg
in veel kortere tijd af, omdat het uitgerijpte geestelijke ook een terugval
verhindert, wanneer de ziel als mens over de aarde gaat. Want de substanties
van het lichaam zijn verlost door de in het lichaam wonende ziel, en kunnen
nu nooit meer een terugval ondervinden.
Bovendien zullen ze ook in vorm en kracht op de ziel inwerken en deze
tot een verhoogd streven aanzetten, om welke reden de mens er een zeer
grote opdracht in moet zien dat zijn lichaam eveneens zal worden vergeestelijkt. Daarom
moet de mens alles doen om deze vergeestelijking te bereiken, om niet
alleen zijn eigen ziel, maar ook de ziel van wie de substanties hem als
stoffelijk omhulsel dient tijdens zijn aardse leven, te helpen.
De aardse materie vergaat wanneer het uur van de dood gekomen is. Maar
een vergeestelijkt lichaam sluit zich aan bij de ziel en stroomt dan weer
als kracht de oergeest toe aan wie ze toebehoort, zodat deze een merkbare
hulp bespeuren zal en nooit meer naar de diepte kan afglijden, omdat de
reeds vergeestelijkte substantie dat verhindert. En u kunt door lijden
en smarten van het lichaam vele nog onrijpe substanties ervan helpen zich
te ontwikkelen. U kunt voor deze geestelijke wezensdeeltjes kleine zoenoffers
brengen door in bewuste overgave uw lijden te dragen, dat weliswaar de
onrijpe substanties van het lichaam veroorzaken te dragen, wat echter
door uw liefde tot al het nog niet verloste en uw wil te helpen bijdraagt
tot vergeestelijking van het lichaam.
U brengt in uw aardse leven niet alleen uw eigen ziel tot rijping, maar
u helpt ook een andere oergeest zich sneller te ontwikkelen als u al het
nog lage geestelijke in u, dat nog tot mijn tegenstander behoort, verlost
door uw liefde en uw wil te helpen, waar het maar mogelijk is.
Vindt deze verlossing niet plaats, dan gaat ook het lichaam zijn natuurlijke
weg: het lost zich op en vergaat en dient weer voor ontelbare kleine en
kleinste wezens tot opbouw. Zijn weg is dan heel veel langer, maar eenmaal
zullen ook deze substanties alle bijeen komen en vindt ook de laatste
belichaming in de vorm plaats op deze aarde.
Bedenk altijd dat de materie het in 't begin van zijn ontwikkeling staande
geestelijke is, dat reeds het rijpere geestelijke bevat om dit het dienen
mogelijk te maken, waardoor al het geestelijke zich positief ontwikkelt.
En de scheiding van lichaam en ziel moet u altijd maken. Dan zult u ook
makkelijker begrijpen welke bedoeling en beweegreden het lijden en de
smarten van het lichaam hebben en waarom u, mensen de kruisweg van Jezus
altijd weer wordt voorgehouden, die moet u navolgen. Want Hij droeg de
zonden voor u, mensen. Zijn ziel was geheel zonder schuld en toch heeft
Hij onuitsprekelijk geleden!
En wanneer u lijdt, bedenk dan dat u ook voor het geestelijke dat u als
uiterlijke vorm dienstbaar is, tot een boetedoening bereid moet zijn,
opdat u de volmaaktheid bereikt. Want u kunt de lijdensweg ervan ook belangrijk
afkorten. En daarom moet uw liefde u ertoe brengen al wat zondig geworden
is te helpen verlossen.
Amen |