Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8511
28 mei 1963

Kunnen de uiteengevallen partikeltjes lijden?

Ieder wezen raakt zijn zelfbewustzijn weer kwijt wanneer het als mens volledig tekort is geschoten, en het lot van de hernieuwde kluistering niet meer kan ontlopen. En dit is het verschrikkelijkste dat het kan overkomen. Want ofschoon het wezen dan, doordat het is uiteengevallen in ontelbare deeltjes, niet meer als volledig wezen gevoelens kan ervaren zoals u, mensen het aanneemt, zo zijn het toch onvoorstelbare kwellingen, omdat het wezen eertijds in vrijheid was geschapen en ook als mens al een deel van zijn vrijheid had teruggewonnen, terwijl het nu gebonden is en deze kluistering als een ontzettende kwelling ondergaat.

Want ik-bewuste wezens waren de eens van Mij uitgestraalde kracht, zij waren in de hoogste graad levensvatbaar, dus niet slechts dode vormen. Maar dat werden zij toen zij van Mij waren afgevallen. Want toen de geestelijke substanties verhard waren was het eigenlijke leven daaruit vervlogen, anders gezegd, mijn kracht vervulde deze vormen niet meer met straling die aan alles pas het leven geeft. En de uiteengevallen partikeltjes zijn ook weer zolang zonder leven, zolang ze niet door mijn liefdekracht bestraald kunnen worden.

Maar dat deze "dode" deeltjes desondanks nog gevoelig kunnen zijn is voor u, mensen onbegrijpelijk. Anders zouden ze echter nooit reageren als de macht van mijn liefde ze zoekt te vangen en te omsluiten, zodat het gevallen geestelijke tot materie kan worden omgevormd. Want ook zijn weerstand is een reactie die bewijst dat het geestelijke bepaalde kwellingen ondergaat en zich daartegen verzet. En in deze toestand van kwelling bevind zich de gehele schepping, want ze is onderworpen aan een wet waarvan Ikzelf de Maker ben. Ze is onvrij en moet zich plaatsen onder mijn wet van eeuwigheid, wat voor de eertijds in vrijheid geschapen geestelijke (wezens) bijzonder kwellend is. Maar zouden ze deze kwelling niet gewaar kunnen worden, dan zou er eeuwig geen ommekeer vanuit de dode toestand meer mogelijk zijn.

U, mensen zult dit weliswaar nooit kunnen begrijpen, maar u moet het geloven, anders zou u nooit een afglijden in de diepte behoeven te vrezen en u zou volledig onverschillig zijn wat er met u na de dood van uw lichaam gebeurt. Op aarde hebt u weer het zelfbewustzijn en u bent tot op een zekere hoogte vrij en toch bent u niet geheel gelukkig, zolang u nog niet door een volledige overgave de verbinding met Mij hebt gevonden. Zolang u leeft kunt u deze verbinding nog bereiken, verliest u echter weer uw zelfbewustzijn dan is ook elke vrijheid verloren. Uw werkzaamheid wordt dan weer volgens mijn wil bepaald en u kunt helemaal geen eigen wil gebruiken. U bent dan gebonden in de diepste duisternis, want u weet niets over uw bestaan omdat u uiteengevallen bent, en moet altijd alleen maar die functies uitoefenen waarvoor uw God en Schepper u bestemd heeft.

En als u eenmaal in een toestand van zielenrijpheid deze lange tijd in de "je moet" toestand kunt overzien, dan zult u ook over die onmetelijke kwellingen weten waardoor uw ziel in ontelbare, telkens andere vormen heen moest gaan. En dan zult u ook begrijpen waarom mijn liefde u voortdurend aanspoort en waarschuwt dit ontzettende lot te ontgaan. Want u kunt niet meer in het "niets" vergaan, en omdat u onvergankelijk bent - alleen eenvoudigweg uiteengevallen - zal dat wat bestaan blijft, ook nooit zonder gevoelens zijn. U, mensen zult steeds moeten volstaan met datgene wat Ik u als waarheid doe toekomen, want Ik wil onjuiste veronderstellingen recht zetten, zoals ook die dat het uiteengevallen geestelijke geen vermogen tot gewaarworden zou hebben, dus dat zijn toestand er een is van "niet zijn". Dan zou de ontwikkelingsgang geen rijp worden zijn tot aan de staat waar het weer als mens zijn zelfbewustzijn verkregen heeft. Want alleen door lijden of dienen wordt al het wezenlijke zowel vóór zijn belichaming als mens. alsook gedurende het menszijn verlost. Er mag niet vergeten worden welk een verschrikkelijke schuld het wezen op zich heeft geladen door zijn afval van weleer, en hoe het deze schuld nu weer vergroot als het de laatste genadetijd als mens onbenut laat en weer in de diepte wegzinkt.

En ofschoon een totale delging van zijn schuld door het wezen zelf niet mogelijk is, moet het toch boeten en lijden zolang het niet van die schuld bevrijd is door het verlossingswerk van Jezus Christus. Dit werk van genade en ontferming van Jezus aan te nemen in het aardse leven is de opdracht van de mens, want hij zou daardoor makkelijk opwaarts kunnen gaan. Maar als hij nu weer faalt en geen hulp van boven aan wil nemen, als hij weer afglijdt naar de diepte, dan is het ook begrijpelijk dat zijn lijdensweg opnieuw begint als zijn ziel weer uiteenvalt - en de weg door de schepping weer begint.

Ook aan het leed zal geen einde komen tot die grote schuld eenmaal gedelgd wordt door Jezus Christus, als de wil van de mens bereid is de weg te gaan tot het kruis en Hem vergeving van zijn schuld afsmeekt. Deze grote genade staat u mensen op aarde ter beschikking. Maar als u ze niet benut en daaraan voorbijgaat zal ook uw leed geen einde nemen, want u bevindt zich dan op grote afstand van Mij, uw God en Schepper, en dat betekent onvrijheid, licht- en krachteloosheid - en zodoende zult u ook niet zalig kunnen zijn.

Amen