BD.8474
21 april 1963
Het weten wordt gegeven volgens de rijpheid van de ziel
Voor u, mensen zal steeds dat weten ontsloten worden dat
u nodig hebt voor het rijp worden van uw ziel. Want u leeft in de tijd
van het einde en u bent in groot gevaar verloren te gaan, als u geen opheldering
ontvangt over, welke verantwoording u te dragen hebt tegenover uzelf,
dat wil zeggen: tegenover het onvergankelijke in u - tegenover uw ziel. In deze
eindtijd leeft u, mensen lichtvaardig verder omdat u alleen maar acht
slaat op wat voor het lichaam, dat vergaat, van nut is - niet echter op
het onvergankelijke in u.
U bent ook onverschillig tegenover al het geestelijke onderricht, zowel
van de kant van kerkelijke organisaties of van de kant van hen die geestelijk
streven en daarom in contact staan met het geestelijke rijk, dat niet
van deze wereld is. U gelooft hen niet en u bent daarom ook niet ontvankelijk
voor goddelijke openbaringen - wanneer u die verteld worden door mensen
die als knechten werken in de wijngaard des Heren. Doch u hebt dringend
hulp nodig in de verstokte toestand van uw ziel, u hebt een waarheidsgetrouwe
opheldering nodig over uzelf, over de zin en het doel van uw bestaan en
over uw eigenlijke aardse opdracht. U hebt deze opheldering nodig omdat
er u nog maar weinig tijd blijft tot het einde. En u wordt van de kant
van God uit ook waarlijk bedacht, want alles wat voor het heil van uw
ziel nodig is, wordt u gegeven, zodra u zich niet afsluit als Gods genade
u duidelijk toestroomt.
Zo'n geestelijk weten mag voor u niet maar 'n wereldse kennis blijven
die u weer in wereldse zin benut. Het moet enkel en alleen voeding worden
voor uw ziel, opdat deze zich kan voltooien en in het aardse leven haar
doel zal bereiken, zich eeuwig bij God aan te sluiten, waar ook het eeuwige
leven in zaligheid van afhankelijk is. En steeds moet u daarom bidden
dat u juist inziet wat uw ziel tot heil strekt en waarlijk, zo'n verzoek
zal u worden ingewilligd. Want zodra u het geestelijke welzijn als zeer
dringend beschouwt, wordt u ook bijstand verleend op iedere wijze, zodat
u zich ook bij toenemende rijpheid afwendt van de wereld - en geen acht
slaat op haar eisen.
En daarvan kunt u zeker zijn, dat een mens die ernstig naar het geestelijke
streeft ook zelf tot een helder denken komt, omdat in hem de geest zich
uiten kan zodra hij maar leeft naar Gods wil, die aan ieder mens ook wordt
uiteengezet. Want ieder mens wordt de gelegenheid geboden het woord van
God te horen, onverschillig of dit geschiedt, rechtstreeks door Zijn boden,
of op traditionele wijze in de kerken. De geboden van de liefde zullen
hem onderwezen worden en volgt hij die op, dan zal ook zijn denken helder
worden en hij zal toenemen in kennis, omdat ook hij de directe openbaring
door zijn hart zal mogen opnemen in de vorm van gedachten, die hem nu
van de kant van de lichtwereld worden toegestuurd. En die lichtwezens
kennen, daar zij alleen Gods wil uitvoeren, ook de toestand van de ziel
van de aan hen toevertrouwde mens en dus weten zij ook wat hij nodig heeft
voor zijn zielenheil - en hij zal dat zeker ook ontvangen. Want, wat de
ziel verlangt wordt haar ook aangeboden.
Maar wat het verstand aan kennis begeert behoort niet tot het voedsel
voor de ziel, maar zal altijd alleen bevorderlijk zijn voor het verstand
dat het dan aards gericht uitbuit, echter geen bijzonder gewin voor de
ziel betekent. U moet daarom tevreden zijn met het geestelijke goed dat
u gegeven wordt, echter niet vragen om een weten dat u tot nu toe nog
niet is toegestuurd, wat alleen zuiver verstandelijke kennis blijft zolang
u nog niet zo ver vergeestelijkt bent dat uw geest zelf kan binnendringen.
Dat voor u dan niets meer onbekend is omdat uzelf, dat wil zeggen: uw geest, alles
doordringt en ook uzelf opheldering geeft, omdat dan dat weten geen gevaar
meer is voor uw ziel.
Leef slechts een leven in liefde, dan zult u plotseling in helder licht
geplaatst worden bij uw binnengaan in het rijk hierna - en er zullen voor
u dan geen onopgeloste problemen meer zijn. En probeer voor alles zelf
die zielenrijpheid te verkrijgen die een werken van de goddelijke geest
in u toelaat. Dan pas hebt u de graad van voleinding bereikt, zodat u
over alles opheldering ontvangen zult. Doch eerst is zo'n graad van rijpheid
voorwaarde, opdat u een weten ontsloten wordt, over de diepste scheppingsgeheimen
- en zo'n kennis ook door u op de juiste wijze gebruikt wordt.
Zolang echter deze zielenrijpheid ontbreekt kan alleen van weetgierigheid,
maar niet van een verlangen naar geestelijke inzichten gesproken worden,
die u het Wezen van uw God en Schepper onthullen en de liefde tot Hem
laten ontbranden. Wie ernstig streeft naar het geestelijke kan zichzelf
ook opheldering verschaffen, omdat zijn gedachtegang geleid wordt door
wetende krachten en die gedachten zullen steeds duidelijker worden hoe
meer hij in Gods wil binnengaat en zich geheel plaatst onder Zijn wil.
Dan behoeft hij alleen Hemzelf om opheldering te vragen, en hij zal ze
ontvangen als dit voor zijn voleindiging nuttig is.
Amen |