BD.8443
20 maart 1963
Niets blijft voor eeuwig onverlost achter
Ieder mens draagt zelf de verantwoordelijkheid voor de staat van rijpheid van zijn ziel en daarom bepaalt ook de mens zelf de duur van zijn verwijdering van Mij. Dat wil zeggen: iedere oergeest - de in de mens belichaamde ziel - keert onherroepelijk naar Mij terug, maar in welk tijdsbestek ze deze terugkeer bewerkstelligt, is een aangelegenheid van de vrije wil. En daarom kan het ook eeuwigheden duren tot ze weer tot dat is geworden wat ze was in het allereerste begin: tot een volmaakt, met Mij innig verbonden wezen dat in licht en kracht en vrijheid nu werkzaam kan zijn naast Mij. Maar dat deze terugkeer eenmaal wordt gerealiseerd is zeker, omdat het oerwet is van eeuwigheid dat alles wat van Mij als kracht uitstraalt, weer naar Mij moet terugkeren. Maar de tijdsduur van de terugkeer naar Mij kan zich over eeuwigheden uitstrekken en voor u mensen is dit tijdsbestek niet te overzien, want uw denken is beperkt.
Nochtans bestaat er geen "eeuwige" dood, wanneer daaronder een altijddurend ver van Mij af zijn wordt verstaan. U zult wel van eeuwigheden kunnen spreken, maar niet van een staat die eeuwig duurt, dus zonder einde is. Want zo'n begrip is niet verenigbaar met mijn wezen, dat liefde is en wijsheid en almacht. Gelooft u soms, dat mijn wijsheid en almacht niet over middelen beschikken om alles te bereiken, ook de definitieve terugkeer van het van Mij eens afgevallen geestelijke? Of gelooft u, dat mijn liefde zo beperkt is, dat ze ook maar één wezen in de staat van de eeuwige dood zou laten?
U weet, dat zelfs mijn tegenstander eens terug zal keren in het vaderhuis en dat hij door zijn Vader wordt opgenomen als de naar huis teruggekeerde zoon, ook al zullen nog eeuwige tijden voorbijgaan. Toch zal ook hij niet eeuwig uit mijn aangezicht verbannen blijven, ook hij zal eens vurig verlangen naar mijn liefde en vrijwillig naar Mij terugkeren. En er zal niets bestaan, wat achterblijft in niet verloste staat, want ook de hardste materie lost eens op. Ze geeft het gevangen geestelijke vrij en zelf vergeestelijkt ze zich langzamerhand, omdat alles, wat in het gehele universum bestaat, geestelijke kracht is, dat uit Mij was en is voortgekomen, maar zich alleen maar in verschillend sterke werking uit, dus dienovereenkomstig verhard of al verzacht, dicht bij haar vergeestelijking is. Maar eens zal deze vergeestelijking van alle materie zeker plaatsvinden en er blijft niets meer achter wat zich tegen Mij verzet. Ook deze verkeerde veronderstelling is ook het produkt van het verstandelijk denken van de mens, dat door mijn rechtstreekse onderrichting van boven moet worden rechtgezet, want nooit is er van Mij uit de mensen zo'n leer gegeven.
Steeds weer zal mijn tegenstander zich inmengen en de mensen ertoe aanzetten geestelijk gedachtegoed te veranderen, dat u op een dwaalspoor moet brengen en twijfel aan mijn wezen moet wekken. Want zodra u dit voor mogelijk houdt, dat onverlost geestelijks eeuwig in zijn toestand moet blijven, is ook mijn eindeloze liefde in twijfel getrokken. Ze zou beperkt zijn, wat onmogelijk is bij een Wezen dat hoogst volmaakt is en blijven zal tot in eeuwigheid. Mijn tegenstander heeft waarlijk veel gelegenheid naar binnen te sluipen en verwarring te stichten en hij zal dit altijd doen wanneer het werkzaam zijn van mijn geest verdrongen wordt door verstandelijk denken, wat steeds mogelijk is wanneer de mensen zich niet tevreden stellen met een eenvoudige verklaring en menen verplicht te zijn er iets te moeten bijvoegen of afhalen. Zouden ze echter voor zulke veranderingen terugschrikken, dan konden zulke dwalingen niet binnensluipen. Want dan hielden ze zich precies aan mijn woord en zouden geen prooi kunnen worden van dwaling.
En daarom moet Ik steeds weer opnieuw de dwaling blootleggen. Ik moet u mensen mijn woord vrij daarvan doen toekomen. Ik moet alles in het reine brengen, opdat u zich geen geestelijke lering eigen maakt die niet van Mij is uitgegaan maar dat als mijn woord ijverig wordt verdedigd. Het werd in alle zuiverheid en waarachtigheid naar de aarde geleid, maar wanneer een mens zelf veranderingen aanbrengt, dan kan hij daar niet van Mij uit in gehinderd worden. Maar Ik zorg er altijd voor, dat u mensen steeds weer in het bezit van de zuivere waarheid komt. En wanneer u zelf begeert in de waarheid vast te staan, dan zult u ook bij elke verkeerde leer achterdochtig worden en u zult ze niet kunnen rijmen met het hoogst volmaakte wezen van uw God en Vader van eeuwigheid.
En dit is het juiste en zekerste onderzoek: dat u zich afvraagt of liefde en wijsheid en almacht van uw God een leerstelling rechtvaardigt, want zodra één ervan ontbreekt, zult u deze leerstelling ook als onjuist mogen afwijzen. En waarlijk, Ik zal u ook met redenen omkleden waarom zo'n leer die voor eeuwig verdoemt vals is, zodat u nu ook zult kunnen geloven en er zeker van bent dat u zich in de waarheid bevindt, die Ik steeds weer de mensen zal toesturen omdat deze alleen het licht is dat de weg verlicht die omhoog leidt.
Amen |