BD.8371
3 en 4 januari 1963
Opheldering over traditionele geestelijke leren
Hoe vaak is u al de verzekering gegeven, dat u alles als
zuivere waarheid zult kunnen verdedigen, wat u van Mij zelf door het werkzaam
zijn van de geest in u hebt ontvangen.
Ik zal u waarlijk niet in dwaling
laten voortgaan, wanneer het uw ernstige wil is in de waarheid vast te
staan - juist te denken - en u Mij steeds maar om het toesturen
van de waarheid vraagt.
Maar de mensen zijn vaak niet bereid onjuiste
gedachten los te laten, omdat ze een leerstelling hebben aangenomen, die
hun als onweerlegbare waarheid voorkomt, omdat ze deze steeds weer zich
eigen hebben gemaakt en lange tijden achtereen doorgegeven. En daar ook
een bepaald weten voor het rijp worden van hun ziel niet nodig was, maar
de mensen eerder in hun denken zou hebben verward, hoefden zij daar ook
niet over onderricht te worden. Is echter het verlangen in een mens erg
groot opheldering te verkrijgen, dan wordt die hem toegestuurd, want Ik
alleen kan opheldering geven. Ik alleen kan de mensen juist onderrichten,
die het werkzaam zijn van mijn geest in zich toelaten.
Komt nu mijn woord de mensen toe, dan is elke dwaling uitgesloten. Maar
de mens, die mijn woord ontvangt, moet zichzelf vrij maken van elke geestelijke
leer, die op een andere wijze tot hem is gekomen, want de waarheid kan
alleen maar daar worden gegeven, waar het hart vrij is van dwaling. Anders
gezegd: Ik kan alleen maar daar zijn, waar mijn tegenstander het veld
heeft geruimd.
U, mensen, steunt op het boek der boeken. En u gelooft, dat de inhoud
ervan helemaal niet aan vervalsing is blootgesteld geweest.
Maar steeds
weer zeg Ik u, dat niets zuiver blijft bewaard, zodra het door onvolmaakte
mensen wordt beheerd. Er zal altijd wel worden aangesloten bij datgene,
wat oorspronkelijk van Mij uitging, maar u bezit geen garantie van een
onbedorven geestelijke leer. En dit des te minder, hoe verder u terugkijkt
op de eerste tijden der mensen op deze aarde.
Wat u daar nu over wordt
medegedeeld, is slechts nog gedeeltelijke waarheid, want de zuivere waarheid
behoort bij het volmaakte en de mensen zijn niet volmaakt en dus zult
u zich ook niet kunnen beroepen op datgene, waar sinds oertijden melding
van werd gemaakt en wat voor u nog steeds als de enige waarheid geldt.
Nooit blijft de waarheid generaties lang gehandhaafd, wel echter de dwaling.
En een onjuiste leer wordt met alle hardnekkigheid als waarheid verdedigd
en blijft lange tijden achtereen bestaan zonder te worden aangetast. En
op zulke dwaalleren bouwen de mensen en ze zijn ook niet bereid zich een
andere leer te laten onderwijzen, tot er zich weer een
gelegenheid voordoet, waarin de mensen de zuiverste waarheid van boven
kan worden overgebracht.
Maar deze wordt niet aangenomen, zodra ze afwijkt
van de vanouds overgenomen geestelijke leren. En slechts zij, die uit
het diepst van hun hart de waarheid begeren, zullen er door geraakt zijn
en een leer aannemen, ook wanneer ze indruist tegen de traditioneel overgenomen
leren. Mijn geest vergist zich niet, maar niet altijd kan mijn geest werkzaam
zijn in een mens, wanneer deze zich zal laten wegtrekken van de wereld,
wanneer hij begeert dingen te weten, die niet als geestelijke kennis kunnen
worden beschouwd, die voor het rijp worden van de ziel niet van belang
zijn en die de mens voor zichzelf al heeft beantwoord en hij nu door eigen
denken het werkzaam zijn van mijn geest verhindert.
Dit is een gevaar,
dat alleen dan wordt uitgeschakeld, wanneer een innigste band met Mij
bestaat en Mij voortdurend om bescherming tegen dwaling wordt gevraagd.
En gaat het nu om een leer, waaraan sinds mensenheugenis nooit werd getwijfeld,
die dus ieder mens zich tot geestelijk eigendom heeft gemaakt, doordat
hij geen andere voorstelling voor mogelijk houdt, dan zal ook deze opvatting
niet weerlegd kunnen worden, als Ik geen dwang wil uitoefenen op het denken
van een mens.
Maar wie de zuivere waarheid begeert, die zal ze ontvangen
en nu ook in zichzelf de overtuiging hebben, dat het de waarheid is.
Want
het gaat daarom, dat in de laatste tijd voor het einde een geestelijke
leer naar de aarde wordt gestuurd, die de mensen mijn heersen en werkzaam
zijn in het universum begrijpelijk moet maken, zo dat ze zichzelf voor
alles de juiste verklaring kunnen geven, omdat deze zuivere waarheid op
de nieuwe aarde zal moeten worden aangenomen. Daarom moeten de onjuiste leren kunnen worden blootgelegd en de zuivere
waarheid er tegenover geplaatst. En dat is alleen mogelijk, wanneer Ik,
als de Gever van de waarheid, zelf werkzaam kan zijn in een mens, die
Mij trouw dienstwillig is; dat hij onvoorwaardelijk aanneemt, wat Ik hem
bied en zich nu ook inzet voor de verbreiding van datgene, wat hij ontvangt.
Want juist ten tijde van de geloofsstrijd zal het er op aankomen, wie
zich deze waarheid eigen heeft gemaakt. Want deze zal tegen alle aanvallen
standhouden, omdat hij door de waarheid de nodige kracht bezit ervoor
op te komen. Het gaat er niet om, dat de mens alles moet weten. Integendeel,
alleen daarom, dat elke dwaalleer, die door mijn tegenstander zelf onder
de mensen werd gebracht, in de laatste geloofsstrijd mijn tegenstander
daarvoor dient, om bij de mensen elk geloof de grond in te boren, wanneer
ze moeten inzien, dat ze ongeloofwaardige leerstellingen voor waar hebben
gehouden en deze ongeloofwaardige leerstellingen door uw vijanden zelf
worden aangehaald, om u ertoe te brengen alles op te geven. U kent zijn
valse streken en listen niet, maar Ik weet, hoe hij optreedt tegen u,
die zult willen geloven.
En daarom geef Ik u opheldering, waar dit maar mogelijk is. En u, die mijn woord zult ontvangen, zult het spoedig meemaken, dat u vragen worden
gesteld, die u anders niet zult kunnen beantwoorden dan met mijn van bovenaf
gegeven verduidelijking. En dan zult u ook kunnen begrijpen, waarom zulk
weten u van Mij uit werd toegestuurd, dat schijnbaar in tegenspraak is
met het boek der vaderen en dat toch de zuivere waarheid is.
Want de oorsprong
van dit boek zult u niet meer op zijn geloofwaardigheid kunnen nagaan. Maar wanneer Ik u zelf toespreek, dan ben Ik zelf ook de oorsprong van
de geestelijke leer, die u zult ontvangen. En dan zult u niet bang hoeven
te zijn, dat u iets verkeerds wordt toegestuurd, want Ik ben zelf de Waarheid
van eeuwigheid en Ik deel ze uit aan diegenen, die er serieus naar verlangen.
En Ik zelf heb vanaf het begin de mensen onderricht, want de eerste mensen
hoorden in hun binnenste mijn woord. Alleen bezaten ze ook een bepaalde
graad aan kennis, zoals zij die nodig hadden om Mij zelf te kunnen herkenen
en mijn wil te vervullen. Maar door het inwerken van mijn tegenstander
werd het licht van het inzicht steeds meer vertroebeld, hoe minder ze
acht sloegen op mijn geboden. Onder de eerste mensen waren er ook lichtwezens
belichaamd, die hun licht lieten stralen onder de mensen, maar zodra de
liefdeloosheid onder de mensen toenam, werd hun geestestoestand steeds
duisterder.
En steeds weer sprak Ik door de mond van de profeten, om steeds
weer een licht in hen te ontsteken.
Toen Jezus dan naar de aarde kwam, omdat de duisternis bijna ondoordringbaar
was geworden, straalde er weer een helder licht binnen in de geestelijke
nacht van de mensen.
En dat zult u moeten weten, dat de dwaling zich steeds
kon handhaven in zulke tijden van geestelijke duisternis.
En de mensen,
die het zich tot taak stelden de gebeurtenissen op te tekenen, die in
het boek der boeken bijeen werden gebracht, waren ook niet vrij van dwaling.
Denk er eens aan, welke tijdperken er al voorbijgegaan zijn en geloof
niet, dat in deze tijd zulke notities waarheidsgetrouw bewaard zijn gebleven.
Maar Ik heb steeds door verlichte mensen u datgene kunnen mededelen, wat
nu nodig hebt voor het rijp worden van uw ziel.
En deze mededelingen zijn
altijd dezelfde gebleven. Ze werden steeds weer als "mijn woord"
aan de mensen verkondigd en Ik zal ook steeds weer mijn woord naar de
aarde leiden, opdat de mensen in het bezit van de zuivere waarheid komen.
Maar geschiedkundige optekeningen kunnen niet als "mijn woord"
worden bestempeld en gewaardeerd, zolang ze niet de geestelijke gebeurtenissen
betreffen, die zich in het geestelijke rijk afspeelden tijdens en na de
schepping van de wezens, die mijn liefde heeft laten ontstaan.
Van deze gebeurtenissen zult u op de hoogte moeten zijn en daarom wordt
u daar in alle waarheid over onderwezen, omdat u de zin en het doel van
uw bestaan op aarde zult moeten kennen.
En Ik geef u dus ook opheldering
over het proces van het terugvoeren van datgene, wat Mij ontrouw werd
en weer naar Mij moet terugkeren - en dit in alle waarheid.
En zo
is ook voor u het ontstaan van de schepping verklaard en de gang van al
het afgevallen geestelijke door de scheppingswerken heen, tot aan de mens
toe.
Ook over het ontstaan van de mens is u uitsluitsel gegeven, maar
elk scheppingsproces speelde zich ontelbare malen af, omdat Ik geen beperking
ken en omdat mijn kracht voortdurend werkzaam is, omdat ook ontelbare
geestelijke wezens de werken van de schepping nodig hadden en de mens
zich van dit ontzettend grote aantal geen voorstelling kan maken. Maar
de mens zelf stelt zich grenzen, ook in zijn denken. En hij zal daarom
ook verkeerde gevolgtrekkingen maken, waarvan de rechtzetting weer alleen
van mijn kant uit kan plaats hebben, wanneer het werkzaam zijn van de
geest in de mens wordt toegelaten, die dan weer de juiste opheldering
geeft en dit ook alleen dan, wanneer daarover een waarheidsgetrouwe opheldering
wordt verlangd, omdat het niets met het verkrijgen van de rijpheid van
de ziel van een mens te maken heeft.
Maar er is een dergelijke opheldering
verlangd en daarom werd dit verzoek ingewilligd.
Amen |