BD.8364
28 december 1962
De mens heeft de plicht geestelijke goederen te onderzoeken
U zult u niet kunnen verontschuldigen wegens verkeerd onderricht
omdat u door Mij in de gelegenheid bent gesteld uw verstand te gebruiken,
dus heeft u ook de plicht te onderzoeken wat u geleerd werd. En zodra
u kennis neemt van een God en Schepper, die alles liet ontstaan en die
alles wat u om u heen ziet en ook u zelf, behoudt, hoeft u zich slechts
in gedachten tot deze Schepper te wenden en waarlijk, Ik zal dan uw gedachten
sturen zodat u inzicht krijgt als u dat wenst.
En er zullen uit het geestelijke rijk steeds die gedachten tot u komen,
die gaan over Mij zelf en u. Die u vragen laten in welke verhouding u
tot Mij, uw God en Schepper, staat. En zulke gedachten moet u oppakken
en in u overwegen. Altijd moet u zich bewust zijn dat iedere mens die
alleen op zijn verstand vertrouwt, zich kan vergissen.
Ook moet u uzelf afvragen of de mensen die u onderwijzen, zonder dwaling
zijn; of zij die u kennis ter overweging aanbieden, dit zelf weer van
hun medemensen ontvingen of door middel van studie verworven hebben. Want
dan zal er in u zeker twijfel opkomen en dan doet u er goed aan daarover
na te denken. Alleen uw wil is echter beslissend of u zelf de waarheid
verlangt, want alleen deze wil zorgt er voor dat u zuivere waarheid geschonken
wordt. Want neemt u gedachteloos aan wat u wordt voorgeschoteld dan zult
u nooit de weg tot Mij vinden. U bezit dan alleen zuiver verstandskennis
die nooit het hart beroeren kan, uw ziel heeft daar niet het geringste
voordeel van omdat het noch tot ware kennis voert noch uzelf ertoe brengt
ernstig aan uzelf te werken. Het is en blijft ook slechts een wereldlijk
weten, zelfs als het om geestelijke problemen gaat. Want alleen uw verstand
wordt aangesproken maar nooit wordt ervan geëist dat het zich daar
intensief mee bezig houdt, en dan pas kan begrijpen wat het werd aangeboden.
En als u nu door (kerkelijke) geboden verhinderd wordt erover na te denken,
zult u ook de onzinnigheid van zo'n verbod inzien en achterdochtig worden
en daarom alleen al aan de waarheid gaan twijfelen van de u aangeboden
leer. Alles hoeft geen dwaling te zijn, maar u moet uzelf hierover duidelijkheid
verschaffen doordat u zelf gaat nadenken en u tot Hem wendt, die uw God
en Schepper is, want Hij alleen kan u opheldering verschaffen.
Zodoende moet u proberen een levend weten te verkrijgen en u niet met
dode kennis tevreden stellen; dat net zo lang dood is als het geen invloed
uitoefent op de menselijke ziel, totdat het deze opwekt tot echte ijverige
arbeid die voornamelijk uit werken van liefde bestaat. Want zo gauw een
mens een leven in liefde leidt, zal ook zijn denken verlicht zijn en dan
heeft hij geen vrede meer met 'n leer die niet geheel met de waarheid
overeenstemt. Het licht van de liefde in hem laat hem dan ook niet meer
alles zonder bedenking aannemen wat hem wordt aangeboden, maar noodzaakt
hem tot onderzoek daar de liefde het goddelijke grondbeginsel is en nooit
dwaling of leugen naast zich dulden kan.
Dan begint er ook een levendig verlangen naar waarheid te groeien waardoor
ook de waarheid tot de mens wordt geleid, eender op welke manier. Want
wie de waarheid begeert, die verlangt ook naar Mij zelf, Ik die de eeuwige
waarheid ben. En aan hem zal Ik me ook openbaren, dat wil zeggen: op een of andere
manier hem de waarheid doen toekomen zodat hij die ook zonder bedenking
zal aannemen en verwerken.
Iedereen moet zelf naar zijn eigen voltooiing streven en is daar dan ook
toe in staat, want het is waarlijk voldoende verbinding met Mij te zoeken
door een gebed in geest en waarheid, om met mijn hulp zijn weg over de
aarde met goed gevolg af te leggen. En dit gebed zal verhoord worden,
hij zal steeds van binnen uit worden aangespoord tot werken van liefde
en daardoor zal hij ook tot het licht geraken en de weg gaan die tot volmaaktheid
voert.
Amen |