BD.8348
5 december 1962
God wil niet gevreesd maar bemind worden
Ik wil door u niet worden beschouwd als een wrekende, straffende God die meedogenloos verdoemt en de hardste straffen oplegt aan hen die handelen in strijd met mijn wil. Ik wil u niet als een strenge Rechter vrees aanjagen, want Ik wil alleen liefde van u. Ik wil uw liefde verwerven en daarom moet u ook een duidelijke voorstelling krijgen van Mij en mijn gehele Wezen. U moet geen geloof schenken aan degenen die van Mij een geheel verkeerd beeld geven dat nooit geschikt is liefde op te wekken tot uw God en Schepper die ook uw Vader is en ook als Vader wil worden gezien. En iedere leer die Mij als een wrekende God en als een eeuwig toornende rechter voorstelt is verkeerd. Want zulke dwalingen zullen altijd alleen maar de afstand tussen u en Mij vergroten, want zolang er in u geen liefde tot Mij is, is er ook geen toenadering tot Mij.
Mijn oerwezen is liefde en uit deze liefde bent u voortgekomen. De liefde blijft echter ook onveranderlijk en verlangt steeds naar wederliefde. Ze kan niet veranderen en ook niet vergaan, en daarom zal mijn liefde tot in alle eeuwigheid naar U uitgaan. Ze zal u ook volgen in de diepste diepten om u daar ook weer uit te bevrijden. Nooit echter zal Ik u in deze diepten storten. Nooit zal Ik voor eeuwig verdoemen wat uit Mij is voortgekomen - zelfs niet als het zich tegen Mij verzet en mijn liefde afwijst.
Maar de liefde zal alles doen om u, mijn schepselen aan te sporen weer nader tot Mij te komen. Mijn liefde zal trachten uw liefde te winnen, tot u zich eenmaal in vurige liefde tot Mij wendt en de aaneensluiting met Mij zoekt. En dan zal onbegrensde zaligheid ook uw lot zijn, zoals het was in het begin, toen u zich nog niet tegen de straling van mijn liefde verweerde. Aan u mensen op aarde is mijn Wezen verkeerd voorgesteld. En in het beste geval vreest u Mij als u Mij erkent als een Macht die alles liet ontstaan. Maar u waagt het niet als kinderen tot Mij te komen en Mij om iets te vragen, omdat u mijn overgrote liefde niet kent, die zich weg wil schenken - maar daartoe uw vrijwillige toenadering verlangt.
Ik wil echter niet alleen als een God van macht erkend worden, maar juist als een God van liefde. En daarom openbaar Ik Mij steeds weer aan de mensen die in het aardse leven ontelbare malen door nood of smartelijke gebeurtenissen heen gaan, maar er steeds weer uit worden bevrijd. En zij konden Mij dan ook als een liefhebbende God zien die alles weet en steeds weer tot helpen bereid is. Want Ik treed ieder mens in het aardse leven tegemoet. En als hij maar oplet, dan zal hij ook een hogere leiding kunnen herkennen in zijn aardse levensloop, in zijn noodlot, in alle gebeurtenissen die hem overkomen.
Maar Ik openbaar Mij ook aan de mensen door het woord. Ik spreek hen aan en geef hun daarmee ook een teken van mijn grote liefde, doordat Ik hen vermaan en waarschuw, doordat Ik hun raad en troost geef, doordat Ik geheel begrijpelijk het doel van hun aardse leven uitleg en hun kracht en hulp beloof voor hun aardse leven, opdat het tot het doel, namelijk de vereniging met Mij, mag leiden. Want de Vader uit wiens liefde zij zijn voortgekomen, verlangt vurig naar zijn kinderen en die liefde zal nooit haar kinderen opgeven. Maar zolang de mens Gods liefde niet inziet omdat hij door verkeerde leerstellingen alleen geleerd heeft God te vrezen, zolang zal het kind ook niet de juiste verstandhouding met de Vader tot stand brengen en zodoende wordt de terugkeer tot Mij in gevaar gebracht.
En u zult iedere leer die u vrees inboezemt voor uw God en Schepper als dwaalleer kunnen afwijzen. Want Ik heb erbarmen met de grootste zondaar en tracht hem te helpen, maar het is niet zo dat Ik zelf zijn ellendige toestand die hij over zichzelf heeft afgeroepen nog vererger. Ik verdoem niet maar verhef al het gevallene omhoog. Ik straf niet maar het wezen straft zichzelf door zijn zondeschuld, en Ik probeer hem verlossing te brengen. En wat u als een strafgericht beschouwt, is alleen een gerechtvaardigde vereffening en een daad van hulp van mijn kant, omdat overeenkomstig de wet ieder vergrijp tegen mijn orde van eeuwigheid zijn uitwerking moet hebben. Alles wat uit deze orde is geraakt help Ik hier weer in terug, omdat mijn liefde en wijsheid dat als heilzaam inziet. Want Ik wil mijzelf wegschenken en kan dat weer alleen doen binnen het kader van mijn eeuwige orde. En wat u mensen als smartelijk beschouwt, dient er altijd alleen maar toe dat u zich eens weer inpast in mijn wet van de eeuwige orde, opdat Ik u dan ook weer geven kan, opdat Ik u gelukkig kan maken met mijn eindeloze liefde, zoals het was in het begin.
Amen |