BD.8337
24 november 1962
Het onderzoek van geestelijke "ontvangsten"
Overal wil Ik mijn woord heen sturen, Ik wil dat alle mensen
zich 'n weten verschaffen en leid u ook allen op uw weg aan wie u mijn
woord moet overbrengen. Ik stort mijn geest uit over alle vlees en kies
Mij in alle plaatsen de juiste vaten, die Ik door middel van gedachten of ook door
het innerlijke woord kan onderrichten, omdat het noodzakelijk is dat de
mensen op de hoogte zijn van mijn wil en van hun taak op aarde. En zo
ben Ik overal werkzaam, omdat de laatste tijd voor het einde ongewone
hulpverlening vereist.
En steeds weer zeg Ik u, dat Ik u direct of indirect aanspreek door mijn
lichtboden, die van Mij mijn woord ontvangen en het doorgeven aan u die
het stromen van de geest in u laat binnenkomen. In het laatste geval zal mijn woord als door Mij aan deze lichtboden gegeven, ook herkenbaar zijn
aan de vorm van het woord. Maar altijd zal het zuivere waarheid zijn uit
Mij, omdat de lichtboden alleen mijn wil volbrengen en niets anders dan
waarheid aan u, die de waarheid oprecht begeert, zullen overbrengen. Toch
moet u steeds onderzoeken en altijd indachtig zijn dat ook mijn tegenstander
zich in de laatste tijd wil uiten, dat hij zich zal uitgeven als engel
van het licht. U moet er altijd aan denken dat Ik u gewaarschuwd heb voor
valse christussen en valse profeten. Want ook dezen zijn actief op de
aarde en willen de mensen in de war brengen.
En steeds zult u dit onderzoek kunnen uitvoeren onder het inroepen van mijn bijstand en met inachtneming van mijn woord, dat iedere geest die
belijdt dat Jezus Christus in het vlees is gekomen, ook als daartoe door
Mij aangesteld kan worden aangezien. Maar er moet daarbij steeds op gelet
worden, dat u over deze verwekking in het vlees uitsluitsel gegeven moet
worden. Want ook een slechte geest kan, om u te misleiden, dezelfde woorden
gebruiken, die hem wel bekend zijn, maar tot uitleg geven is hij niet
in staat. Evenzo kunnen onrijpe geesten die zich nog niet in het licht
bevinden, maar geen slechte bedoelingen hebben, zich willen uiten en ze
geven nu dat door wat hun bekend is uit het aardse leven. Dezen zijn als
onderwijzende krachten niet te aanvaarden. En weer is de instelling van
de ontvanger doorslaggevend, of zulke onrijpe wezens zich kunnen uiten
of door de ernstige wil om de waarheid te weten gehinderd worden bij hun
voornemens.
Zoals er op aarde predikers zijn die alleen dat als inhoud van hun predikingen
gebruiken wat hun bekend is, zonder echter door de geest verlicht te zijn,
en toch niet slecht hoeven te zijn - zo uiten zich ook wezens uit het
hiernamaals die ook op aarde dit ambt hebben vervuld, en ze zetten nu
in het hiernamaals hun onderrichtingen voort. En zolang ze zich uitgeven
als leraren uit het hiernamaals, worden ze aangehoord of afgewezen al
naargelang de rijpheid van de mens die ze trachten te onderrichten. Daar
deze wezens uit het hiernamaals het zelf niet weten dat God en Jezus één
is, integendeel steeds alleen de "mens" in Jezus zien, die op
aarde de volmaaktheid had bereikt, zij echter ook niet weten wat onder
deze "volmaaktheid" te verstaan is, bedienen ze zich van Zijn
menselijke naam om hun onderrichtingen geloofwaardig te maken.
Want het volledige inzicht in deze grote zonde ontbreekt hun, anders zouden
ze deze waarlijk niet begaan. Want steeds nog hebben ze de bedoeling de
mensen naar het "hemelrijk" te leiden, zoals ze het op aarde
wilden doen in hun functie als prediker. Daarom zullen ook hun berichten
uit het geestelijke rijk op de mensen de indruk maken van een onberispelijke
geestelijke inhoud te zijn, afkomstig uit hogere sferen.
Maar hij die geestelijk ontwaakt is, bemerkt dat niet Ik de bron van die
geestelijke lering ben en zijn kan, omdat mijn Godheid in Jezus niet duidelijk
naar voren wordt gebracht, maar dit u steeds door mijn woord begrijpelijk
moet worden gemaakt, omdat pas dan het verlossingswerk van Jezus Christus
begrepen en aanvaard wordt, wanneer u, mensen daar overeenkomstig de waarheid
uitsluitsel over krijgt.
Er kan u niet genoeg op gewezen worden u voortdurend met Mij te verbinden
en in geest en in waarheid met Mij, te bidden, opdat alles terzijde wordt
geschoven wat onjuist of onbegrijpelijk is voor u, wat uw ziel geen nut,
veeleer schade oplevert. Want mijn tegenstander spant zich ijverig in
overal door schaduw het licht te verduisteren, dat dáár
helder straalt waar de wil om de waarheid te weten overweegt, en waar
hij daarom zelf de mensen niet op een dwaalspoor kan brengen. Doch waarover
u zelf nog in het onzekere bent, vraag Mij en Ik wil u steeds klaarheid
schenken en u steeds weer het bewijs van mijn liefde, die u allen naar
het licht wil leiden, leveren, opdat u zalig zult kunnen worden.
Amen
|