BD.8324
8 november 1962
De houding van de mensen tot Maria, de moeder van Jezus
Ik ben steeds bereid u een antwoord te geven als een geestelijke
vraag u bezighoudt. Want u, die de waarheid die uit Mij komt, moet verbreiden
- moet ook zelf in de waarheid wandelen. U moet in staat zijn de waarheid
van de dwaling te onderscheiden. En daarom moet er voor u een licht ontstoken
worden daar waar het in uw geest nog donker is, waar onduidelijkheid heerst.
Want dit moet u goed onthouden, dat een verkeerde leer altijd weer nieuwe
dwalingen tot gevolg heeft.
Over de houding van u mensen tot Maria, de aardse moeder van mijn lichaam,
zijn u steeds weer uitleggingen gegeven in die zin dat zij wel het vererenswaardigste
wezen in mijn rijk van het licht genoemd kan worden aan wie u mensen ook
uw liefde mag schenken, maar altijd met het voorbehoud dat u er aan denkt
dat zij zich wel in mijn rijk bevindt, maar dat zij zich daar alleen als
"kind van God" bevindt, terwijl Ikzelf daar als God en Schepper,
als Vader, als Oerbron van licht en kracht, als hoogste en volmaaktste
Geest in de oneindigheid, heers. Zij is dus mijn schepsel - als kind tot
Mij teruggekeerd, terwijl Ik de Schepper zelf ben en daarom van u die
onbegrensde liefde zou willen ondervinden die u Mij ook zult schenken,
als u geheel mijn wil aanvaard hebt en nu uit heel uw hart naar de vereniging
met Mij verlangt.
Deze onbeperkte liefde van u wil Ik bezitten: en alle wezens in mijn lichtrijk
die Mij evenzo innig liefhebben zullen zich steeds alleen inspannen zo
op de mensen in te werken dat dezen zich tot Mij keren. Nooit echter zullen
zij er toe bijdragen dat de liefde van de mensen een ander doel nastreeft
dan Mij, wat echter wel gebeurt als een lichtwezen een bijzondere verering
van de kant van de mensen geniet die echter alleen naar Mij moet uitgaan.
Daarom zal een lichtwezen zich nooit op zo'n wijze aan de mensen openbaren
dat dit aanleiding geeft tot een verering van hemzelf. Want zo'n verschijning
zou altijd slechts een verkeerde leer bekrachtigen, net als die van de
verering van de Moeder Gods, Maria zoals deze bij de mensen ingang heeft
gevonden. Ikzelf en ook geen lichtwezen zal ooit door zulke verschijningen
zoiets in de hand werken - en daarmee dwaalleren begunstigen.
En omdat alle lichtwezens geheel mijn wil aanvaard hebben en ze ook zelf
alles afweten van de schade die zulke dwaalleren de zielen van de mensen
betrokkenen zal er ook nooit van de kant van de lichtwezens zo'n poging
worden ondernomen. Wel echter bedient mijn tegenstander zich juist van
zo'n geloof dat op de verkeerde weg is geraakt, en hij tracht dit
te staven met verschijningen waarvan hijzelf de veroorzaker is. Want zodra
het hem gelukt de aandacht van de mensen steeds meer op "vreemde
goden" naast Mij te richten, verdringt hij mijzelf, Ik die toch het
enige doel van het verlangen van de mensen wil zijn. Mijn tegenstander
probeert steeds weer door list en bedrog de gedachten van de mensen alleen
maar op dwaalwegen te leiden. En begrijpelijkerwijs kan hij daar het beste
werken, waar door verkeerde leren de grond reeds gereed werd gemaakt voor
de opname van zijn giftig zaaigoed.
Steeds weer openbaart zich mijn liefde en wijsheid aan de mensen door
het toezenden van mijn woord, opdat zij met de waarheid bekend worden
gemaakt. En zo moet u ook op de hoogte zijn van de activiteit van mijn
tegenstander, die door aankondigingen van gebeurtenissen die hij al heel
goed kent, het geloof van de mensen tracht te winnen. En omdat Ikzelf
niet rechtstreeks kan inwerken op die mensen die op zijn fundament gebouwd
hebben, doet hij het bij hen des te meer en wel door begoochelingen. Maar
de mensen beseffen niet dat deze verschijningen misleidingen van mijn
tegenstander zijn, die er zelfs niet voor terugschrikt onder de gedaante
van het hoogste lichtwezen op te treden - omdat hij onder dit masker heel
veel mensen kan bereiken.
Dat ook geestelijk volmaakte mensenzielen in bijzondere gevallen het tweede
gezicht kunnen hebben wordt daarmee niet bestreden. Maar zodra het om
het overbrengen gaat van dat wat voor de mensen van mijn kant voor het
heil van hun zielen gedaan zal worden, geschiedt dat op de manier van
een directe openbaring door de geest. En die openbaring gaat dan gepaard
met de opdracht de mensen deze openbaring te verkondigen, en ze niet geheim
te houden. Nooit echter worden zulke openbaringen door middel van onmondige
kinderen gegeven en dan nog met het verbod er over te praten. En reeds
daaruit moesten de mensen al opmaken wie de veroorzaker van zulke verschijningen
is.
In de tijd van het einde heeft mijn tegenstander grote macht, en die benut
hij waarlijk goed. En waar reeds dwaling is, daar zullen ook zijn activiteiten
wortel schieten en zal daardoor de dwaling steeds meer versterkt worden.
En dat er dwaling aan u mensen wordt aangeboden volgt al daaruit, dat
er steeds weer dat lichtwezen op de voorgrond wordt geplaatst, terwijl
het alleen zijn invloed zou moeten aanwenden om de mensen alleen tot Mij,
als de goddelijke Verlosser, te leiden, omdat het weet in welke boeien
zij smachten en dat zij alleen verlossing kunnen vinden door Mij in Jezus
Christus. Zulke verschijningen hebben echter steeds tot gevolg, dat de
verering van mijn lichamelijke moeder 'n ongewone opleving ondergaat -
wat echter alleen de wens van mijn tegenstander is, opdat de mensen zich
vreemde goden scheppen om die te aanbidden.
Er is een uitgebreid stelsel van leugens opgebouwd waarvan de muren steeds
meer versterkt worden, dat, echter alleen door de zuivere waarheid, die
uit Mij naar de aarde wordt gezonden, kan worden vernietigd. En wie nu
in de waarheid wenst te wandelen, die zal ook alles duidelijk inzien en
in staat zijn de leugen van de waarheid te onderscheiden. Hij zal van
nu af aan mijzelf aanroepen om opheldering en Ik zal hem waarlijk de waarheid
niet onthouden.
Amen |