Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8265
6 september 1962

Is God te bewijzen?

Aan u, mensen kan mijn bestaan nooit bewezen worden, want dan zou u een dwang opgelegd worden om te geloven. U moet echter in dit aardse leven tot klaarheid en inzicht over mijzelf komen in vrije wil, en dat is ook mogelijk. U behoeft alleen maar na te denken, want alles wat u omgeeft, kan u het bestaan bewijzen van een God en Schepper. En of u vooreerst nog een goddelijk wezen probeert te ontkennen, dan moet u toch een kracht erkennen die zich in de gehele schepping openbaart. Deze kracht kunt u dus niet ontkennen, de wetmatigheid echter, die door u eveneens niet kan worden ontkend - de doelgerichtheid van de scheppingswerken die u omgeven - zijn wederom bewijzen van een kracht die bestuurd wordt door een Wil, die tot een denkend Wezen laat besluiten.

Uw doel op deze aarde is nu zich in verbinding te stellen met dit denkende Wezen, want anders zou het onbelangrijk zijn of u Mij als deze voor u duidelijk aanwezige kracht aanduidt. Maar een kracht zult u niet aanroepen en u er mee in verbinding stellen. Zodra u echter ernstig nadenkt met de vaste wil de waarheid te weten te komen, openbaar Ik Mij aan u ook als een wezenlijke God en Schepper. Laat het u echter onverschillig aan wie u uw leven als mens te danken hebt, dan ontbreekt u ook de ernstige wil en u zult daardoor nooit tot innerlijke klaarheid komen.

Bovendien moest uw eigen zijn als mens u te denken geven. Want niemand is in staat zelf een wezen te scheppen met denkvermogen, met zelfbewustzijn en vrije wil. Dus moet u zijn voortgekomen uit een gelijkend Wezen, dat alleen in tegenstelling tot u op de hoogste trap van volmaaktheid staat. Maar ook dit Wezen moet vervolgens zelfbewustzijn, denkvermogen en een vrije wi1 hebben - en dit "Wezen" is werkzaam in liefde, niet te overtreffen wijsheid en macht.

U kunt uzelf dus nooit bezien als toevalsproduct van een kracht. Want als deze kracht niet bestuurd zou worden door een wil, dan zou ze steeds een ongebreidelde uitwerking hebben, dat wil zeggen: 'n vernietigende uitwerking hebben, nooit echter 'n opbouwende, wat evenwel door de wetmatigheid in de schepping en haar doelgerichtheid wordt weerlegd. Mijn Zijn kan u niet bewezen worden, maar voor ieder nadenkend mens is de schepping een overtuigend bewijs van een almachtig Wezen, ook als dat Wezen voor hem onbegrijpelijk is, als hij er zich geen duidelijk begrip van kan maken. Hij is nog zover van Mij verwijderd dat zijn geest nog totaal verduisterd is, een gevolg van zijn val in de diepte, die hem van ieder licht beroofde.

Wordt nu aan zo'n mens kennis verschaft van Mij als de hoogste en volmaaktste Geest in de oneindigheid, dan breekt zijn weerstand tegen Mij door en hij wil Mij dan loochenen zoals hij eens gedaan heeft, toen hij mijn liefdelicht afwees waardoor zijn geest verduisterd werd. Hij moet echter trachten in het aardse leven de duisternis te ontvluchten, hij moet willen dat hem duidelijkheid wordt verschaft over zichzelf en zijn herkomst. En hij moet gewillig zijn het juiste te doen, dus moet hij zich ook laten onderrichten door hen die bekwaam zijn hem een licht te ontsteken.

Maar een mens met een totaal verduisterde geest zal de wil ontbreken de waarheid te weten te komen en zal daarom iedere opheldering afwijzen, en wel altijd vanuit het gevoel dat de wetenschap dat er een God en Schepper bestaat in hem een schuldbewustzijn boven laat komen, waartegen hij zich verzet. Daarom heeft het altijd alleen dan zin een medemens te willen overtuigen van het bestaan van een almachtige God, wanneer deze zelf verlangt er iets van te weten te komen. Terwijl een mens die steeds maar door zou willen gaan met ontkennen, ook niet voor rede vatbaar is en er aan hem ook geen moeite moet worden besteed. Want zijn wil is de beslissende factor of hij ooit de weg uit de duisternis vindt.

De mens moet ook zonder bewijzen tot het inzicht komen dat er een God en Schepper is, wat ook zal gebeuren als hij zijn best doet een leven in liefde te leiden, omdat dan de verbinding met Mij al wordt aangeknoopt, en dan bij hem ook het verlangen naar de waarheid boven komt. Zijn denken wordt dan geleid, dat wil zeggen: hij wordt dan door gedachten beïnvloed door de lichtwezens aan wier hoede hij is toevertrouwd en zijn weerstand begint nu te verdwijnen waartoe ook de voorbede van de kant van de mensen helpt die altijd tot gevolg zal hebben dat de wilskracht wordt vergroot.

Amen