Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8238
12 augustus 1962

Kerkelijke organisaties

Ik heb u nog veel te zeggen, want er zijn nog veel dwalingen uit de weg te ruimen als u mensen in de waarheid wilt wandelen. Mijn geest echter kan alleen maar in beperkte mate werken - en wel naar de aard van uw staat van rijpheid. Want om kennis die voor u nog geheel vreemd is te kunnen ontvangen, moet de overgave van de ontvanger tegenover Mij zo innig zijn, dat de stroom van mijn geest zonder hindernis kan binnenvloeien. U mensen zult vragen waarom Ik zo'n erge misvorming van de waarheid, die oorspronkelijk van Mij uitging, heb toegelaten, zodat er zo'n diepe geestelijke duisternis over de mensheid kon komen.

En steeds weer moet Ik u daarop antwoorden, dat de vrije wil van de mensen niet toelaat dat hij beperkt wordt wanneer de mens gebonden is aan mijn tegenstander, en volgens zijn wil ook werkzaam is op aarde. En omdat het mijn tegenstander alleen daarom gaat dat de mensen op aarde niet tot het besef van hun God en Schepper komen, daar het hem alleen daarom te doen is al het licht dat van Mij uitgaat uit te doven of te vertroebelen, en hij hetzelfde recht heeft op de wil van de mensen in te werken, zal zodoende de waarheid steeds weer verontreinigd worden. Want mijn tegenstander wil mijn beeld vervormen, hij wil Mij zo aan de mensen voorstellen dat zij geen liefde voor Mij zullen voelen en daartoe is hem ieder middel goed.

Toen Ik mijn verlossingswerk op aarde had volbracht, werd mijn zuivere evangelie door mijn discipelen uitgedragen in de wereld. Zij hadden van Mij de waarheid in de zuiverste vorm in ontvangst genomen en gaven haar net zo zuiver door, omdat zij door de geest waren vervuld. De mensen waren echter verschillend van natuur, want hun zielen waren nog belast met de oerzonde en behoorden ook nog tot mijn tegenstander, ofschoon deze hen niet kon dwingen hem geheel ter wille te zijn. Maar de erfelijke gebreken, zoals hoogmoed en heerszucht waren nog sterk in hen aanwezig, en die benutte hij om hen te beïnvloeden en ook onder de aanhangers van mijn leer van het zuivere evangelie tweedracht te zaaien. En er traden nu enkele van hen in het bijzonder naar voren en stichtten uit eigen beweging organisaties, verhieven zichzelf tot bestuurders ervan en schiepen zich zo een taak met veel aardse en wereldlijke belangen en dus had mijn tegenstander daar al een aandeel aan, en zijn grootste streven was de waarheid van het evangelie te ondermijnen. Zodoende verduisterde het licht meer en meer en de vijandige invloed stelde andere leerstellingen op, die niet als dwalingen werden herkend. En deze werden nu met grote ijver verdedigd als zogenaamd door Mij aan deze leiders gegeven. Zij eisten nu ook van hun leden deze dwalingen te geloven, en zo breidde hun organisatie zich uit tot een machtsstructuur van de grootste omvang.

Ieder mens had echter kunnen en moeten inzien dat een stelsel waarin men verlangde te heersen nooit door Mij gevestigd kon zijn, want mijn leer is: dienen in liefde. De beïnvloeding van mijn tegenstander werkt echter heerszucht en begeerte naar macht in de hand. En ieder kan zich heden ten dage nog zelf een oordeel vormen waar deze kenmerken nog duidelijk te zien zijn. De mens heeft een vrije wil en zou Ik nu door mijn macht deze organisaties vernietigd hebben, dan zou dat een ingrijpen zijn geweest in de wilsvrijheid van de mens, terwijl het uitrijpen van de ziel gedurende het aardse leven een volkomen vrije daad van de wil moet zijn, wil dit de mens tot voltooiing brengen. Mijn tegenstander verblindt weliswaar de mensen met een uiterlijke schijn die veel onheil heeft veroorzaakt voor de zielen van de mensen, maar Ik heb de mens het verstand gegeven en hij wordt ook rijkelijk met genadegaven bedacht. Ik gaf hem de genade van het gebed en heb mijzelf zo dicht bij de mensen geplaatst, dat zij tot Mij konden roepen in gebed. En had hun gebed maar het toevoeren van de waarheid gegolden en de beschutting tegen dwaling, waarlijk hun geest zou verlicht zijn geworden en zij zouden zich niet in leugens en dwaling verstrikt hebben.

Want ieder mens moet nadenken, daar is hem het verstand voor gegeven. Maar laat hij dit achterwege, dan is het ook zijn eigen schuld als hij ver van de waarheid verwijderd is, als hij zich gevangen laat nemen door onjuiste leerstellingen. Ieder mens is mijn schepsel dat op aarde tot rijpheid moet komen. Ik verlang naar zijn terugkeer tot Mij en zal hem waarlijk daartoe alle mogelijkheden ontsluiten. Maar hij moet die gebruiken uit vrije wil. Want Ik dwing hem niet, maar ook mijn tegenstander kan hem niet dwingen. Wanneer u dit alles bedenkt, dan zult u ook begrijpen dat Ik er steeds weer voor zorg de mensen de zuivere waarheid te doen toekomen, om dwalingen te onthullen, ze te verklaren en te brandmerken, zodat het wel mogelijk is dat de mens, die het ernstig wil, in de waarheid wandelt. Maar hij moet zich ook serieus proberen los te maken van het netwerk van leugens van hem die het er steeds op aanlegt de duisternis op aarde te vergroten en die daarom met alle middelen tegen het licht zal strijden.

Maar het is moeilijk de waarheid ingang te doen vinden, omdat het denken van de mensen reeds zo misvormd is, dat het zich niet van vroeger geaccepteerde geestelijke opvattingen kan vrijmaken. En daarom zal iedere lichtdrager die Ik de opdracht geef mijn licht te verbreiden, worden aangevallen. Maar zolang de mensen geen totale opheldering gegeven wordt kan er ook geen klaarheid zijn. En steeds weer zullen de mensen tegen elkaar strijden, zolang zij niet tot Mij komen met een ernstig verlangen naar de waarheid. Dan pas zal het licht in hen worden en dan zullen zij zich ook proberen los te maken van opvattingen die zij hebben verdedigd als de waarheid, die echter voortgekomen zijn van hem die de vijand der waarheid is, omdat hij vijandig staat tegenover Mij zelf.

Amen