Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8216
16 juli 1962

De verandering van de gevallen oergeesten tot materiële schepping

Mijn woord zal u duidelijkheid geven, vragen beantwoorden en problemen oplossen die u zelf met uw verstand niet kunt oplossen en u zult inzicht verkrijgen als u kennis begeert. U zult in de waarheid onderwezen worden, want Ik wil u "licht" schenken en uw verstand ophelderen opdat u niet in de duisternis voortgaat en uw ziel schade lijdt, want Ik wil haar redden voor alle eeuwigheid. Mijn overgrote liefde wil altijd alleen maar het heil van uw zielen, want Ik verlang naar uw terugkeer en naar de hereniging met u, wat echter de vervolmaking van uw zielen vereist.

U ging eens van Mij uit in alle volmaaktheid, want Ik had u als mijn evenbeeld geschapen. Als hoogst volmaakte wezens, als miniaturen van Mij zelf, evenwel met dezelfde gesteldheid omdat uw oerelement liefde was, omdat u uit de oorspronkelijke Liefde bent voortgekomen, die opnamevaten schiep met de bedoeling zichzelf in deze vaten te kunnen uitgieten, om gestadig liefdeskracht te kunnen laten uitstromen die door deze geschapen wezens opgenomen zou worden.

Deze wezens, evenbeelden van Mij zelf, waren zuiver liefde. Zij waren door Mij uitgestraalde liefdeskracht en toch wezens die elkander konden waarnemen en zien, die echter Mij zelf niet konden aanschouwen van wie zij waren uitgegaan, omdat Ik de oorspronkelijke volheid van die liefdeskracht zelf was en zij die niet konden aanschouwen zonder te vergaan. Ik had hen als kleinste vonkjes, als zelfstandige wezens buiten Mijzelf geplaatst zoals Ik het al verscheidene malen uitgelegd heb, wat echter als een zuiver geestelijk proces voor u mensen op de aarde nooit begrijpelijk zal zijn.

Maar omdat deze wezens nu zelfstandige, met een vrije wil uitgeruste schepselen waren en over veel kracht en licht beschikten omdat zij voortdurend door mijn liefdeskracht doorstroomd werden, kon Ik niet verhinderen dat zij hun vrije wil misbruikten in die zin dat zij zich van Mij afwendden. Dat, toen zij voor de beproeving van hun wil gesteld werden om Mij als God en Schepper te erkennen, zij Mij deze erkenning weigerden. Zij keerden zich tot het eerst geschapen wezen, tot Lucifer, die ze zien konden en die in alle schoonheid en in het helderste licht straalde. Zij wezen de uitstraling van mijn liefdeskracht af, wat de gestadige verwijdering van Mij als de Oerbron van licht en kracht betekende.

Ook deze gebeurtenis is u mensen altijd weer door Mij verklaard, voor zover het u verstandelijk kan worden uitgelegd. Maar weet nu dat deze buiten Mij geplaatste schepselen wel in hun wezen helemaal in het tegendeel konden veranderen, dat zij echter niet meer konden vergaan, maar bestaan bleven en voor eeuwig bestaan blijven. Deze wezens waren in hun oorspronkelijke substantie liefde, dus kracht die volgens de wet van eeuwigheid werkzaam moet zijn, die niet eeuwig werkeloos blijven kan. Door de steeds groter wordende verwijdering van Mij, die het gevolg was van de afwijzing van mijn liefdesdoorstraling, verhardde de geestelijke substantie van die door Mij geschapen oerwezens en deze wezens werden onbekwaam tot scheppen en werken. Daarom loste Ik de oergeesten op. De eens als wezens uitgestraalde kracht veranderde Ik en daaruit ontstond de materiële schepping, waarin de kracht weer actief, dus werkzaam kon worden naar mijn wil.

En zo kunt u dus met recht zeggen: de gehele schepping bestaat uit de door mijn wil omgevormde oergeesten, dezelfde kracht die Ik uitstraalde in een vorm van zelfbewuste wezens, die nu omgevormd werden tot andere vormen, tot scheppingswerken van allerlei aard. Ieder scheppingswerk wees Ik nu zijn bestemming toe. Zodoende gaat nu de in partikeltjes opgeloste oergeest door alle scheppingen heen, en dient Mij volgens de wet van de onvrije wil. Daardoor wordt die kracht actief naar mijn wil, omdat die kracht weer volgens de oerwet werkzaam moet worden.

Bedenk altijd: de geestelijke oerwezens waren uitgestraalde kracht van Mij. En al zijn zij nu opgelost en sluiten zij zich eerst weer na een eindeloos lange tijd aaneen, het oerwezen zal niet vergaan maar keert onvermijdelijk eenmaal weer tot Mij terug. Maar dan is het weer datzelfde wezen dat eens uit Mij is voortgekomen. Het is dan door alle scheppingen heen gegaan over de weg van terugkeer tot Mij. En uiteindelijk gaat het in de gedaante als mens, als menselijke ziel, de laatste korte weg waar het weer de vereniging met Mij bereiken kan, wanneer het bewust weer mijn liefdesstraling aanneemt.

De vrijwillige terugkeer tot Mij bestaat daarin dat de oergeest zijn afweer tegen de straling van mijn liefdeskracht moet opgeven. Dan is hij weer het aan God gelijke schepsel: mijn evenbeeld, de eens gevallen oergeest, het in alle volmaaktheid geschapen wezen, dat nu echter in volkomen vrije wil die volmaaktheid bereikt heeft en daarom zich nu weer met Mij kan verenigen en nu eeuwig met Mij verbonden blijft.

Amen