BD.8208
7 juli 1962
Kritiek op het goddelijke woord toont geestelijke hoogmoed
aan
Tot welke geestelijke hoogmoed verstouten de mensen zich
die mijn genadegaven van boven willen bekritiseren of om zich geroepen
te voelen daarover te kunnen oordelen. De goddelijke wijsheid is met het
verstand niet te bevatten, ze kunnen alleen maar de genade om juist te
denken afbidden, die hun ook zal toekomen, omdat ze dan al in verbinding
treden met Mij. Wie echter alleen met zijn verstand wil oordelen, wie
werkelijk gelooft door middel van gedachten binnen te kunnen dringen in de waarheid
en de oorsprong ervan, is aanmatigend en zal steeds zijn ontoereikendheid
moeten toegeven en hij zal ook moeten inzien dat hij geen recht heeft
tot zo'n onderzoek, omdat de geestelijke gebieden voor hem gesloten zijn,
wanneer hij ze niet onder mijn begeleiding betreedt. Maar de mensen matigen
zich zulks toch aan en ze komen dan met een oordeel dat nooit juist kan
zijn, omdat de mens net zo lang in duisternis verkeert als dat hij de
vereniging met Mij nog niet heeft nagestreefd, maar die ook diepste deemoed
en 'n inzien van de eigen gebrekkigheid vooropstelt, waarin dan de mens
zich deemoedig tot Mij wendt en Mij om verlichting van zijn denken vraagt.
Wie alleen maar zijn aards leven leeft, wie er niets aan doet zijn innerlijk
leven op orde te brengen, wie dus gelooft alles met het menselijke verstand
te kunnen doorgronden en te motiveren, is er waarlijk niet toe geroepen
te oordelen over een goddelijke genadegave, want voor hem zal zowel het
gebeuren van het overbrengen als ook de rijke genadestroom die naar de
aarde vloeit, onbegrijpelijk zijn en blijven, omdat de mens elk inzicht
heeft verloren door zijn val in de diepte van weleer en het daarom in
hem nog duister is. Hij moet eerst een licht in zich doen ontbranden wat
tot stand wordt gebracht door onbaatzuchtige liefde, maar hij dan ook
in deemoed de zwakheid van zijn verstand beseft en hij de geestelijke
gebieden niet meer betreedt om ze met behulp van zijn verstand te doorgronden.
En toch matigen veel mensen zich een oordeel aan die hiertoe niet op z'n
minst bevoegd zijn. En dit is een teken van grote geestelijke arrogantie.
En ze zullen steeds meer in de duisternis terecht komen, tot ze zich naar
Mij zelf keren en dan ook door Mij kunnen worden ingelicht, wanneer hun
verlangen naar waarheid ernst is.
Maar u zult dan deemoedig naar Mij toe moeten komen, want alleen de deemoedige
schenk Ik mijn genade. En zodra u hoogmoedig van geest bent, heerst mijn
tegenstander nog over u, die vol hoogmoed is en deze ook op u wil overdragen.
Veel mensen zijn van de scherpte van hun verstand zo overtuigd, dat ze
geen onderrichtingen willen aannemen en dezen zullen ook nooit met de
reine waarheid bekend kunnen worden gemaakt, omdat waarheid juist alleen
deel van een deemoedig mens kan zijn, want ze gaat van Mij uit en maakt
steeds alleen maar indruk op de harten van diegenen die zich in diepste
deemoed aan Mij overgeven.
Maar wie hoogmoedig is ontbreekt de liefde, want hij is nog helemaal gebonden
aan hem die zonder liefde is, die zichzelf echter boven alles stelt en
die ook Mij niet wil erkennen als zijn Heer. Hoed u daarom voor geestelijke
hoogmoed, hij maakt u toch volledig blind in de geest en nooit zult u
dan mijn genadegaven kunnen aannemen en vastpakken, want ze zullen voor
u slechts warrige gedachten zijn en geen licht uitstralen, omdat de tegenstander
dit verhindert, die u in diepste duisternis wil blijven houden om u niet
te verliezen.
Amen |