BD.8082
19 januari 1962
God is de liefde
Uit de kracht van Gods liefde is alles ontstaan. Hij zelf
is de oerbron van de kracht, Zijn oerbestanddeel is liefde - Hij zelf
is dus de liefde. En toch is Hij een Wezen dat werkt en schept naar wijs
goeddunken. Hij is een Wezen dat Zijn gedachten realiseert, dat onophoudelijk
nieuwe scheppingen laat ontstaan, dat de kracht van Zijn liefde in de
oneindigheid uitstraalt, maar die steeds haar doel verwezenlijkt, die
niet willekeurig werkzaam is, integendeel door de wijsheid en macht van
God geleid wordt in haar werking. God is de liefde. Deze uitspraak zult
u, mensen niet begrijpen, zolang u niet het wezen van de liefde zult kunnen
doorgronden, wat de liefdesvorming van uzelf vereist. Want altijd zult
u de liefde bezien als een eigenschap die u aan het hoogste en volmaaktste
Wezen toekent. Dat echter dit Wezen zelf de liefde is, zal voor u onbegrijpelijk
blijven, zolang u als mens over de aarde gaat.
En u allen bent uit deze liefde voortgekomen, u bent uitgestraalde kracht,
u bent in uw oorspronkelijke hoedanigheid zelf liefde - maar eveneens
wezens die denken en willen kunnen - de bewijzen van een werkelijk bestaand
wezen. Daarom is er niets zonder 'n bepaald plan wat ontstaan is en nog
ontstaan zal. Alles is vol wijsheid overwogen, alles is gedachte van een
hoogst volmaakt Wezen, dat u, mensen "God" noemt. En dit Wezen
vermenigvuldigde zich. Het liet dezelfde wezens uit zich ontstaan. Het
straalde de kracht van Zijn liefde uit en gaf haar vormen. Het schiep.
Alles wat God geschapen heeft is en blijft in zijn oersubstantie liefde.
Het is en blijft een kracht, die werkzaam moet worden volgens goddelijke wil. Wordt ze echter gehinderd in haar werkzaamheid, dan wordt de goddelijke
ordening omvergestoten. Het principe van de liefde wordt veranderd in
het tegendeel. Tegen het Wezen dat in zich liefde, wijsheid en macht -
dus God is - wordt verzet geboden, wat wel gebeuren kan van de kant van
de wezens die Hij in het leven riep, omdat Hij hen ook met vrije wil had
uitgerust als Zijn evenbeelden - maar dan stapt het wezen uit zijn wettelijke
orde - het verandert zichzelf in het tegendeel - het bestaat weliswaar,
maar laat de kracht van de liefde niet meer werkzaam worden en dat betekent
verstarring, het betekent onbeweeglijkheid - het betekent de dood van
datgene wat eens als "leven" van God uitstraalde.
De mens is in zijn oersubstantie liefde, maar meestal verzet hij zich
nog tegen Degene die hem als een wezen heeft uitgestraald. En daarom beseft
hij ook niet wat liefde eigenlijk is. Daarom is het Wezen van God voor
hem ook onbegrijpelijk, die de Liefde zelf is. Want de liefde is ook gelijktijdig
licht, dat de mens evenwel nog weinig verlicht zolang zijn liefde zwak
is. Hij kan daarom God ook niet herkennen in Zijn Wezen, hij kan slechts
geloven wat hem daarover wordt meegedeeld, maar zodra zulke mededelingen
overeenstemmen met de waarheid, zullen ze hem ook licht opleveren, want
dan zal hij zijn best doen zijn wezen tot liefde te veranderen en hij
zal zich ook tot het Wezen wenden dat uitermate volmaakt is en dat hij
nu begint te herkennen als "eeuwige Liefde".
Maar nooit zal hij in staat zijn het Wezen van God te doorgronden, want
Hij is het krachtcentrum van eeuwigheid, terwijl alle geschapen wezens
krachtvonken zijn, die uitgestraald werden, maar die in hun nietigheid
nooit het oervuur zouden kunnen aanschouwen zonder te vergaan. De liefde,
wijsheid en macht van een God die werkelijk bestaat, zal ook de mens op
aarde al kunnen beseffen wanneer zijn wil goed is en zijn hart zich opent
voor de hernieuwde aanstraling van liefde van het Wezen uit hetwelk hij
is uitgegaan. Want dit hoogst volmaakte Wezen openbaart zich aan Zijn
schepselen.
En dat is het grootste bewijs van liefde van Hem, die zelf de Liefde is,
dat Hij zich zelf bekendmaakt, dat Hij de door Hem geschapen wezens uitsluitsel
geeft over zich zelf in zoverre dezen in staat zijn het te bevatten -
en dat Hij daardoor de liefde weer wil doen ontbranden opdat deze weer
werkzaam kan worden beantwoordend aan het oerelement - opdat Zijn schepselen
weer de eeuwige ordening binnengaan om volgens hun bestemming te kunnen
scheppen en werken zoals het was in het allereerste begin.
Amen |