BD.8068
24 en 25 december 1961
Het eeuwige Licht daalde af naar de aarde
Wat u mensen nodig had in de donkere nacht, dat bracht Ik u toen Ik naar de aarde afdaalde: een licht dat u de weg zou verlichten naar Mij, terug in uw vaderhuis. Ik zond mijn Zoon naar de aarde, een ziel van het licht die helder straalde en als mens de weg over de aarde ging. Die deze weg als het kindje Jezus begon, welke dan eindigde aan het kruis opdat u mensen zalig kon worden. Een ziel van het licht daalde af in het duistere rijk van mijn tegenstander en in deze ziel van het licht belichaamde Ik Mij zelf, omdat de mens Jezus Mij als de eeuwige Liefde met alle macht tot zich trok, omdat Hij Mij zelf opnam in Zijn hart dat vol van liefde was voor Mij en voor Zijn medemensen.
In het kindje Jezus ging een lichtziel schuil, die wel afstand deed van haar licht omdat ze als mens Jezus midden onder de mensen moest vertoeven, maar die ook vol van liefde was en geen afstand deed van deze liefde, maar ze in zich deed toenemen, zodat Hij vervuld was van liefdeskracht en wonderen deed en in alle wijsheid onderricht gaf op aarde. Hij was een mens, want de missie van de mens Jezus was, Zijn medemensen de weg te wijzen die naar Mij, naar de Vader terugvoerde en hun op deze weg voor te gaan om zelf een leven in liefde te leiden, dat alleen de mensen weer dichter bij Mij brengt, bij de Liefde zelf.
Maar dit gebeurde volgens de regels. Een menselijk lichaam werd bewoond door een ziel. Maar Zijn ziel was een ziel van het licht. Toch was ze als mens aan dezelfde verzoekingen blootgesteld als ieder ander mens. Maar daar de ziel van Jezus vol van liefde was, gaf deze liefde haar ook de kracht de verzoekingen te weerstaan. Het licht had ze opgeofferd. Dat wil zeggen: de mens Jezus was bij het begin van Zijn aards bestaan als ieder ander mens zonder weten, maar de liefde in Hem verlichtte zeer snel Zijn geest. De liefde in Hem straalde spoedig helder licht uit, zodat Jezus de grote nood van de mensheid inzag en ook de oorzaak ervan, die in de oerzonde van de mensheid gezocht moest worden. Steeds meer nam de wijsheid en kracht in de mens Jezus toe, omdat de liefde Hem steeds meer vervulde, omdat Hij zeer innig met Mij verbonden was en mijn liefdeslicht Hem helemaal kon doorstralen.
En Hij straalde nu weer licht uit. Hij onderrichtte de mensen in wijsheid. Hij deed wonderen op grond van Zijn macht, die gefundeerd was in Zijn grote liefde. De mens Jezus vergeestelijkte zich gedurende Zijn aardse levenswandel, omdat Zijn liefde het tot stand bracht dat het lichaam zich gewillig aan het verlangen van de ziel onderwierp, omdat lichaam en ziel steeds hetzelfde nastreefden: de mensen te helpen in hun nood, geestelijk en aards verlossend bezig te zijn. Hij genas zieken, want Hij wilde de mensen ook de kracht van de liefde bewijzen en dit voor hen eerst aards voelbaar tot uitdrukking brengen om hen dan ook voor Zich te winnen, opdat ze Zijn goddelijke liefdesleer aannamen en hun best deden om Hem na te volgen op de weg van de liefde. Maar de mensen waren nog in de macht van mijn tegenstander, die hen niet vrij wilde laten en die hen in hun wil op elke manier zwakker maakte.
En de mens Jezus wilde deze macht van de tegenstander breken. Hij wilde hem overwinnen met mijn kracht, want de liefde in Hem was oppermachtig en door deze liefde dwong Hij Mij steeds meer van mijn liefde te geven. Hij trok Mij als de eeuwige Liefde tot zich en aldus was Ik in Hem. En in deze innigste verbinding met Mij volbracht de mens Jezus het verlossingswerk. Dat wil zeggen: Hij doorstond als mens de grootste pijnen en kwellingen, omdat de liefde in Hem - Ik zelf - Hem de kracht gaf voor dit verlossingswerk. Dus voerde Hij als mens de strijd tegen mijn tegenstander en door Zijn dood aan het kruis had Hij de overwinning over hem en over de dood bevochten.
Wat voorheen voor de mensen niet mogelijk was, zich vrij te maken uit zijn macht, is hun na het verlossingswerk mogelijk geworden. De Redder die naar de aarde was afgedaald bracht de mensen hulp in deze grote nood. Maar dit kon alleen gebeuren door de Liefde en deze Liefde was Ik zelf. Dat de Liefde voor zich een menselijke vorm koos was nodig vanwege de mensen, want ze moesten nu in Jezus Hem onderkennen in Wie zich de goddelijke volheid manifesteerde, omdat Ik zelf voor de mensen niet zichtbaar kon zijn en Me daarom moest bedienen van een menselijk omhulsel. En dat dit omhulsel Mij alleen door een ziel van het licht kon worden aangeboden was wederom begrijpelijk, omdat Ik niet in een onzuivere ziel mijn intrek zou hebben kunnen nemen.
Tevens moest het menselijk omhulsel de mensen op aarde voorgaan op de weg die Ik hun in Jezus voorbereidde. En daarom moest de mens net zo geaard zijn zoals ieder mens geaard was, daar de mensen Hem anders niet zouden hebben kunnen navolgen. De mensen hebben echter steeds Hem zelf, de goddelijke Verlosser Jezus Christus, als Helper aan hun zijde, terwijl de mens Jezus alleen een beroep deed op de kracht van de Liefde - die Hem echter geheel en al vervulde, zodat dus de Liefde het werk volbracht dat voor de mensen verlossing betekende van zonde en dood.
Steeds weer probeer Ik u mensen dit mysterie te onthullen. Maar u zult het alleen in zijn volle omvang kunnen begrijpen wanneer u zelf u tot liefde zult hebben veranderd. Dan zal het ook in u licht zijn. Dan zal ook het goddelijke liefdeslicht u weer doorstralen zoals het was in het allereerste begin en u zult gelukzalig zijn.
Amen |