BD.8034
6 november 1961
Het belang van het inzicht
U, mijn kinderen, zal Ik steeds weer aanspreken, want Ik weet
dat u mijn woord nodig hebt, dat u kracht zal doen toekomen voor uw levensweg.
Steeds moet u er aan denken dat Ik bij u ben als er maar een gedachte
van u Mij bereikt, als u wenst met Mij verbonden te zijn. En wanneer Ik
bij u ben moet ook mijn kracht op u overstromen.
Uw ziel heeft deze kracht nodig om uit te rijpen en daarom moet u steeds
een vooruitgang hebben te laten zien, als u Mij tot u laat spreken. Dan
moet steeds het licht in u dat u doorstraalt helderder worden en dat betekent
ook altijd dieper inzicht - het betekent een toenemen in kennis, helderheid
van gedachten en een juist gerichte wil. Mijn aanspreken garandeert u
dit, want de kracht die u van Mij toestroomt moet werkzaam zijn en zich
dus door het toenemen van wijsheid bewijzen.
U, mensen moet allen licht begeren, u moet proberen de duisternis des
geestes te ontvlieden en naar een grotere geestelijke kennis verlangen.
Want in wat voor een onwetende toestand begint u het aardse leven? En
ook al begint uw verstand te werken, kunt u daarmee in geestelijke gebieden
binnendringen? Het blijft diepe duisternis in u, en alle geestelijke begrippen
blijven voor u onopgelost en onduidelijk zolang u niet het verlangen voelt
daarover opheldering te ontvangen. En zolang is u ook het doel van uw
leven op aarde onbekend en bent u nog geestelijk dood, ofschoon u lichamelijk
leeft.
Is het voor u bevredigend, wanneer u geen enkele kennis bezit over de
reden en het doel van uw aardse leven? Voldoet het lichtloze bestaan op
deze aarde u met alleen aards gerichte doeleinden? Deze troosteloosheid
zonder licht is geen zalige toestand en u moet deze zelf inzien als zijnde
onvolmaakt en dan innerlijk licht trachten te verkrijgen, want dan pas
verandert uw gebrekkige toestand en ondervindt u nu een innerlijk geluk
- wanneer u kennis wordt ontsloten die u opheldering geeft over het doel
van uw aardse leven.
En naar zo'n licht moet u verlangen en daarom ook acht slaan op mijn spreken
tot u dat door mijn boden tot u komt, als u zelf nog niet in staat bent
Mij rechtstreeks te vernemen. U moet trachten uw kennis op geestelijk
gebied te vergroten, want deze kennis is het licht dat u bij het begin
van uw belichaming ontbreekt, dat echter ontstoken kan worden en dan helder
in uw hart schijnt.
Want dat licht wordt uitgestraald door mijn geest, het kleine liefdesvonkje
dat als een stukje van Mij in u rust, en door u alleen maar ontstoken
moet worden door de liefde. Onweerlegbaar dus moet liefde u nu wijsheid
opleveren, onweerlegbaar moet als gevolg van een leven in liefde u een
diep weten ontsloten worden, want het vuur van de liefde straalt het licht
van de wijsheid uit.
Uw geestestoestand moet verlicht worden, de geestelijke duisternis moet
verdwijnen en u moet in staat zijn elke samenhang te zien. U moet mijzelf
en mijn besturen en werkzaam zijn begrijpen en u bent dan ook in staat
zelf opheldering te geven omdat Ik nu zelf in u werkzaam kan zijn, dus
u vanuit mijn wil denkt, handelt en spreekt.
De graad van inzicht is maatgevend voor de graad van uw zielenrijpheid,
want Ik spreek niet van een dode kennis die u schools wordt aangeleerd,
maar Ik spreek van het levend weten, dat alleen onder inzicht te verstaan
is. Ik spreek van de wijsheid uit Mij, uw God, die op geen andere manier
kan worden verkregen dan door de liefde - wijsheid die alleen door het
werkzaam zijn van de geest naar de aarde kan komen en alleen door een
hart wordt opgenomen dat helder licht in zich laat binnenstralen, omdat
het vol liefde is.
Alleen de liefde geeft het en alleen de liefde ontvangt het, terwijl datzelfde
weten een dood weten blijft voor hem, die zonder liefde is. En u allen
moet er nu naar streven dat ook in u het licht van het weten begint te
stralen, want dan pas komt u weer dichter bij de staat van het helderste
licht die u gelukkig maakte in het allereerste begin en die u weer bereiken
moet om zalig te zijn.
Amen |