Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8031
3 november 1961

Liefde - Weten - Waarheid

Ik zal u een grote kennis ontsluiten, als u het toelaat dat Ik Mij aan u openbaar, want deze belofte heb Ik u gegeven toen Ik op aarde leefde, dat Ik u met de waarheid bekend zal maken. En dat betekent, dat Ik u een zodanig weten wil doen toekomen dat u zich niet meer in duisternis van geest behoeft te bevinden, dat u een, al is het in het begin slechts gering, inzicht verkrijgt - dat u opheldering geeft over mijzelf en uw verhouding tot Mij.

In totale onwetendheid betreedt u de aarde als mens, en dat is een toestand van geestelijke duisternis die u waarlijk niet gelukkig kan stemmen. En in deze duisternis vindt u de weg naar Mij niet, die u toch tijdens uw leven op aarde moet gaan omdat uw terugkeer tot Mij het enige doel is van uw aardse leven. Dus moet eerst de duisternis verdreven worden, er moeten in u kleine lichtvonken gaan stralen en u moet langzaam in een weten worden binnengeleid over uw God en Schepper en dat u van Hem bent uitgegaan. U moet aanwijzingen ontvangen over Zijn wil en de gevolgen van het vervullen van deze wil. U moet de geboden van de liefde tot God en de naaste leren kennen en weten, dat van het vervullen ervan uw zaligheid afhangt. Dat dit het doel en de betekenis van uw aards bestaan is, daar u anders eeuwig niet tot Mij kunt terug keren.

En zo moet u ook te weten komen dat uw God en Schepper een Wezen is, dat in hoogste volmaaktheid werkzaam is. Dat in zich liefde, wijsheid en macht is en dat dit Wezen eisen aan u stelt gedurende uw aardse leven, en dat u deze eisen na moet komen. Wordt dit weten u in alle waarheid bijgebracht, dan zal het ook als een licht uw levensweg verlichten. En dan ligt het aan de wil van ieder persoonlijk dat licht steeds helderder in zich te laten stralen, wat geschiedt door het vervullen van mijn wil, door het vervullen van de geboden van de liefde. Want "wie mijn geboden onderhoudt, die is het die Mij liefheeft, tot hem wil Ik komen en Mij aan hem openbaren!"

Ik kan dus nu het gebied van zijn kennis vergroten. Ik kan hem opheldering geven op elke manier. Hij zal steeds alleen maar vragen aan Mij hoeven te richten, die Ik hem beantwoord, rechtstreeks of ook wel in vorm van gedachten die hem van Mij uit worden toegezonden. Een omvangrijk weten kan hem worden gebracht over Mij en mijn Wezen, over mijn besturen en werken, over de gehele samenhang die het ontstaan van de schepping verklaart, over de zin en het doel van alle scheppingswerken en over de eigenlijke opdracht van de mens, die op aarde leeft. Ik kan door mijn openbaringen de mens uitvoerig onderrichten en hem een aanzienlijke mate van kennis laten toekomen, zodat hij dan ook kan zeggen het ware inzicht te hebben, dat hij weer een licht in zich ontstoken heeft dat hij zelf door zijn afval van Mij uitdoofde, zodat hij in de diepste duisternis viel. En langzaam komt hij nu weer dichter bij zijn oertoestand, want de duisternis van geest is pas door de afval gekomen en licht verkrijgt hij door de terugkeer tot Mij.

En of u, mensen nu over een schoolse kennis beschikt is niet beslissend voor de toestand van uw geest, want deze zal voor u onbegrijpelijk blijven ook al is het volgens de waarheid, zolang u in uzelf nog niet door de liefde het licht ontstoken hebt dat u nu van binnen uit verlichten kan en u nu de waarheid als zodanig kunt herkennen. Maar u moet tot de waarheid komen, daar u anders blind door het aardse leven gaat en geen enkele samenhang begrijpen kunt.

De liefde schenkt u dat licht, dat wil zeggen: is de liefde in u, dan staat u in innige verbinding met Mij en dan verlicht Ik u zelf en u kunt niet anders dan juist denken. U begrijpt alles en u bent dan in het geheel niet meer onwetend. U kunt echter nooit wetend zijn en worden zonder liefde, want de liefde is pas het licht dat u binnenleidt in de waarheid, maar zonder liefde blijft u eeuwig in de duisternis.

Amen