BD.8012
5 oktober 1961
Verdere opheldering over de ziel
Het zal nodig zijn het begrip "ziel" te verklaren
opdat u niet in dwaling voortleeft. Alles wat u om u heen ziet is geestelijke
kracht, eens door Mij uitgestraald als wezens die ontbonden werden toen
zij de liefdekracht die hun onophoudelijk toestroomde niet gebruikten
naar mijn wil, want deze kracht moet werkzaam zijn volgens de wet van
de eeuwige ordening.
Deze door Mij als wezens uitgestraalde liefdekracht vormde Ik dus om tot
scheppingswerken die een dienende functie verrichten. En zo is de schepping
om u heen in diepste grond die kracht die als zelfstandige wezens buiten
Mij geplaatst werd. En al is die tot materie geworden geestelijke kracht
nog zo verhard, het zijn allemaal licht- en liefdesvonken die uit Mij straalden
en alleen door mijn wil een vorm ontvingen overeenkomstig mijn liefde
en wijsheid.
Het geestelijke echter kan nu niet meer vergaan. De door Mij eens uitgestraalde
kracht keert onherroepelijk weer tot Mij terug. Maar alles wat u omgeeft,
heeft de meest verschillende niveaus van rijpheid, omdat dit de zin en
het doel van de schepping is het geestelijke tot volle ontwikkeling te
brengen dat tijdens zijn val in de diepte in zijn wezen volledig veranderde
en dat derhalve nu in dit louteringsproces door de gehele schepping, zich
weer moet vergoddelijken, dus weer een zelfstandig wezen worden moet dat
in licht en kracht en vrijheid werkt tot zijn eigen geluk.
Eenmaal verzamelen zich dus weer alle partikeltjes van een opgeloste oerziel
en deze gaat dan in de uiterlijke vorm van een mens over de aarde, om
hierop in vrije wil haar laatste voltooiing te bereiken.
Deze ziel is dus die door Mij eens uitgestraalde liefdekracht, maar al
haar substanties hebben nog een loutering nodig. Evenwel is zij geestelijk,
want alles wat u ziet is geestelijke kracht, zelfs als het als materie
door mijn wil gestabiliseerd is.
Het geestelijke dat als ziel nu de mens het leven geeft, heeft wel reeds
een bepaalde graad van rijpheid bereikt, daar anders haar belichaming
als mens niet zou zijn toegestaan. Toch kan er nog niet van een volmaakte
ziel gesproken worden, omdat zij door het rijk van "Lucifer"
gegaan is en haar denken en willen nog geheel volgens zijn aard is gericht.
Toch is zij de eens gevallen oergeest die door de weg over de aarde geheel
vrij kan worden van alle lagere invloeden, die vrij kan willen en handelen
en daarom ook de mogelijkheid heeft op aarde tot de uiteindelijke voltooiing
te komen en als stralende lichtgeest weer het rijk hierna binnen te gaan,
als hij het aardse lichaam verlaten moet.
De ziel is derhalve het voor het menselijke oog niet zichtbare dat onvergankelijk
is, dat bestaan blijft tot in alle eeuwigheid. Terwijl de materie, iedere
voor het oog zichtbare uiterlijke vorm vergankelijk is, maar ook alleen
opgelost wordt door mijn wil om het geestelijke dat zich daarin bevindt,
vrij te laten. Dus is ook de zichtbare schepping eveneens het vroeger
wezenlijk geestelijke, dat nu ontbonden door deze schepping gaat, maar
eenmaal ook zover gerijpt is dat de gevallen oergeest zich als ziel van
een mens belichamen mag.
De ziel heeft wel de gedaante van een mens, maar ze is alleen met het
geestelijke oog te zien, dat wil zeggen: alleen een bepaalde graad van rijpheid
maakt het een andere ziel eerst mogelijk die ziel te zien, zoals ook eertijds
in het geestelijke rijk de geschapen wezens elkaar wel herkenden en van
gedachten konden wisselen. Echter alleen daarom, omdat zij het geestelijk
vermogen hadden innerlijk waar te nemen, wat de mens, of een niet voltooide
ziel die weer van de aarde gescheiden is, niet heeft. De ziel is dus geen
stoffelijke vorm meer als men onder "stof" iets materieels,
iets zichtbaars verstaat. Het is een geestelijke vorm, het is de uit Mij
uitgestraalde kracht die de dode vorm - het menselijke lichaam, het leven
geeft. Evenwel de ziel kan denken, voelen en willen, wat het lichaam op
zich niet kan zodra hem het eigenlijke leven - de ziel - ontbreekt. De
menselijke organen verrichten wel hun functies, maar toch steeds aangespoord
of tot leven gebracht door de ziel - door het eigenlijke ik - dat voor
al deze functies hun werkzaamheden vaststelt.
En daarom draagt alleen de ziel de verantwoording voor het aards bestaan,
en nooit het lichaam. En de ziel zou altijd verkeerd denken en handelen,
als Ik er niet een vonk van mijn geest, als deel van Mij zou hebben bijgevoegd,
die nu zijn invloed probeert uit te oefenen zich aan zijn aansporingen
te onderwerpen en die haar er steeds toe brengen wil zich naar mijn wil
te voegen, echter nooit dwingend op de ziel inwerkt.
Het staat de ziel volkomen vrij zich aan de wensen van de geest, of aan
de begeerten van het lichaam te onderwerpen. En dit is de eigenlijke aardse
levenstoets die de ziel te doorstaan heeft, om als volmaakt te kunnen
ingaan in het rijk hierna. U, mensen moet zich met de gedachte vertrouwd
maken dat juist deze gevallen oergeest uw eigenlijk ik is, dat deze oergeest
echter bij het begin van zijn belichaming als mens nog een zeer ongelouterde
geest is, want hij bevindt zich in het gebied van "Lucifer".
Hij is zelf door al de scheppingen heen gegaan waarin al wat bij Lucifer
hoort nog gekluisterd is. En ook het menselijk lichaam bestaat uit materie,
dus uit het geestelijke dat zich nog in ontwikkeling bevindt.
De uiteindelijke voltooiing moet eerst in het aardse leven plaatsvinden,
maar kan echter bereikt worden, omdat het verlossingswerk volbracht werd
door Jezus Christus, mijn eniggeboren Zoon, die Ik naar de aarde zond
om de grote oerschuld te delgen, die alle gevallen wezens het binnengaan
in het lichtrijk ontzegde.
De ziel van de mens Jezus was dus een ziel van het licht, die ten behoeve
van een zending op aarde neerdaalde in het rijk van de duisternis. Een
ziel van het licht belichaamde zich in een omhulsel van vlees en bloed,
in het lichaam van een aardse mens, dat net zo geschapen was als dat van
ieder ander mens. Dit omhulsel werd weliswaar eerst door die lichtziel
gereed gemaakt om een reine tempel te zijn omdat Ik zelf in de mens Jezus mijn verblijf wilde nemen. Toch bestond dit lichaam uit aards materiële
substanties omdat de mens Jezus het werk zichzelf te vergeestelijken volbrengen
zou, dat de andere mensen als voorbeeld diende, dat dus alle mensen bij
zichzelf moeten verrichten om zich te voltooien. Bovendien bevond zich
de ziel van Jezus - een meest zuivere lichtziel - in een donkere omgeving.
Zij daalde neer in het rijk van "Lucifer" en zag zich nu ook
aan al zijn aanvallen blootgesteld.
De ziel van Jezus echter was geen gevallen geest. Maar omdat zij door
de diepte moest gaan, kon zij ook niet de destructieve geesten weren die
haar in opdracht van Lucifer erg kwelden. De ziel van Jezus bestond uit
licht in alle volheid. Toen zij echter naar de diepte afdaalde, liet zij
dat licht achter, want het zou de mensen in hun duisternis onherroepelijk
verteerd hebben. Het licht vervulde dus maar in beperkte mate het lichaam
van Jezus. Hij liet Zijn liefdelicht niet voluit schijnen, maar deze liefde
verbond Hem innig met Mij, Zijn Vader van eeuwigheid.
De ziel van Jezus was geest van mijn geest, evenzo was zij als liefdelicht
door Mij uitgestraald en zij offerde deze liefde ook niet op toen zij
op de aarde kwam. Maar nu begon ook mijn tegenstander zijn invloed te
laten gelden, hij wilde het verlossingswerk van Jezus verhinderen en probeerde
ook de ziel van Jezus de duisternis in te trekken. Op grond van Zijn liefdelicht
had Jezus spelenderwijs aan al zijn aanvallen weerstand kunnen bieden.
Maar dan was het navolgen van Jezus twijfelachtig geweest, dan zou Hij
nooit als mens de medemensen het leven hebben voorgeleefd dat dezen moesten
leiden om zich te bevrijden van mijn tegenstander, maar zou alleen goddelijke
kracht iets volbracht hebben wat voor een mens nooit mogelijk geweest
zou zijn.
En daarom nam een lichtziel bewust de strijd op met mijn tegenstander,
doordat zij hem alle zwakke plaatsen bood. Jezus ging bewust de strijd
aan wat tegelijk betekende ook de satanische geesten niet te weren als
ze zich van Zijn ziel meester wilden maken. Hij overwon hen niet door
Zijn macht maar door Zijn liefde, dat wil zeggen: Hij bracht hen tot kalmte en
zachtheid, Hij bracht hun verlossing, want Zijn liefde was overgroot en
tijdens Zijn leven op aarde als mens groeide deze liefde aan tot een vuurzee.
Hij nam mijzelf als de eeuwige Liefde in zich op. Hij gaf niet toe aan
de verzoekingen van mijn tegenstander maar overwon iedere aanvechting,
iedere begeerte van die destructieve geestelijke substanties met overgroot
geduld en erbarmen, om dit nog niet verloste geestelijke te helpen, om het
in een toestand te brengen dat het zich aan Zijn ziel kon aanpassen. En
de liefde volbracht dit werk, zodat ook, al de nog lagere substanties
van het lichaam door Zijn ziel werden geassimileerd, zodat ziel en lichaam
in hoogste volheid van licht straalden en zich verenigden met Mij - het
Liefdelicht van eeuwigheid.
En deze zelfde ontwikkelingsgang vindt ook plaats als een hoge lichtgeest,
een engelgeest de weg door de diepte wil gaan om het kindschap Gods te
bereiken. Om een in vrije wil hoogst volmaakte geest te zijn die in en
met Mij scheppen kan. Steeds beperkt dan de geest zijn volheid van licht
en kracht, omdat die het menselijke lichaam uiteen zou laten springen
dat nog geen zuiver geestelijk lichaam is.
De lichtgeest neemt dus de vorm van een menselijk lichaam aan maar blijft
toch een geestelijk lichaam. En deze geestelijke "begrensde vorm"
is de ziel, die het anders "dode vleselijke lichaam" pas tot
leven brengt. Treedt deze ziel dus weer uit het lichaam, dan ondervindt
zij ook geen begrenzing meer, dan is zij weer de vrije geest vol licht
en kracht, wat echter niet uitsluit dat deze geest eenmaal als menselijke
ziel de weg door de diepte gegaan is.
Maar zo'n geest zal ook in het aardse leven over ongewone geestelijke
talenten beschikken, want hoewel hij aan de zwaarste verzoekingen van
de kant van mijn tegenstander is blootgesteld, zal hij nooit de totale
verbinding met Mij verliezen en de kracht van zijn liefde zal hem ook
als overwinnaar tevoorschijn laten komen. Want wat mijn tegenstander niet
gelukte toen hij het grote leger van oergeschapen wezens tot afval van
Mij bracht, dat zal hem ook nu niet gelukken. Maar toch zal het aardse
leven van een lichtgeest altijd bijzonder zwaar zijn tot hij zonder beperking
de grote wilsproef heeft afgelegd die hem nu tot mijn kind liet worden
dat voor eeuwig met Mij verenigd is, met zijn Vader, en nu onbegrensde
zaligheden genieten zal.
Amen
|