BD.8006
29 september 1961
Gods Wezen is een geheim
Mijn Wezen is en blijft voor u een groot geheim, want zolang
u op aarde vertoeft, is uw denken begrensd en niet in staat geestelijke
diepten binnen te dringen. Maar ook voor het geestelijke dat vol licht
is, ben en blijf Ik ondoorgrondelijk, ofschoon dit al in een diep geestelijk
weten is doorgedrongen en zichzelf al gevormd heeft tot zijn oorspronkelijk
wezen dat eens als mijn evenbeeld van Mij is uitgegaan. Bij een gelukzaligheid die eeuwig duurt, hoort echter een voortdurend
zich inspannen om naar Mij zelf te komen, een voortdurend naderen van
Mij.
En toch ben Ik onbereikbaar. En wederom wordt het wezen door Mij zelf aangestraald en met onbegrensde gelukzaligheid vervuld, zodat in
de vereniging met Mij ook het wezen zich bewust is van mijn tegenwoordigheid.
Zou Ik echter niet onbereikbaar zijn, dan zou ook eens de gelukzaligheid
vervuld zijn wat echter niet kan gebeuren want er is geen einde aan het
gelukkig maken door Mij, steeds zal het wezen zich inspannen bij Mij te
komen en steeds opnieuw vervulling vinden en toch eeuwig Mij niet kunnen
doorgronden.
Ik ben en blijf voor al wat uit Mij is voortgekomen een eeuwig
geheim - maar Ik houd me er niet van verwijderd, omdat mijn liefde oneindig
is. En omdat deze liefde van Mij niet ophoudt, kan ook het gelukkig maken
van mijn kinderen niet ophouden, omdat er in de volmaaktheid geen beperking
bestaat, kan er nooit een einde aan komen. Steeds hoger zal het wezen opstijgen naar het licht en het licht zal hem
aan een stuk door toe stralen, maar het licht zal onbereikbaar zijn en
blijven. Want Ik ben de Oerbron van het licht en de gelukzaligheid die
onuitputtelijk is, op wie al het geestelijke aanstuurt en er oneindige
gelukzaligheid in vindt door deze Oerbron gespijzigd te worden. Mijn Wezen
is en blijft ondoorgrondelijk.
En zo is het ook te begrijpen dat dit Wezen
niet als persoon is voor te stellen, dat men zich niets begrensd daaronder
kan indenken. En u zult nu ook begrijpen waarom dit Wezen - de Oerbron
van het licht - voor de geschapen wezens niet zichtbaar kon zijn. Want
het Licht in zijn oervolheid zou alles verteerd hebben. Het kon
zich wel in alle volheid wegschenken, maar het wezen moest
iets zelfstandigs blijven, als lichtvonk moest het een zelfstandig leven
leiden, aan wie Ik een altijddurend geluk wilde bereiden. En bij gelukzaligheid
hoort een voortdurend verlangen en voortdurend vervullen.
Als het wezen zich in stralende hoogten heeft opgewerkt, is het van steeds
vuriger liefde vervuld en deze liefde dringt met kracht naar de eeuwige
Liefde.
En Ik geef de liefde weer terug en maak het wezen onuitsprekelijk
gelukkig.
Maar dat betekent niet dat het verlangen gestild wordt, veeleer
verhoogt het slechts het verlangen naar mij, die me steeds weer aan het
wezen schenk.
Als mens echter is uw denken begrensd en nooit zult u zodanige wijsheden
kunnen begrijpen. Maar in uw onvolmaaktheid zult u ook al de verbinding
met Mij tot stand kunnen brengen en u gelukkig laten maken: u zult kunnen
bidden, u zult samen met Mij kunnen spreken en de straal van mijn liefde
kan in u binnenstromen, ofschoon als slechts een geringe stroom van kracht,
omdat u nog onvolmaakt bent. Maar ook dit beetje stroom van kracht zal
u gelukkig maken en u zelf zult hem kunnen doen toenemen, zodra de liefde
tot Mij in u ontgloeit en steeds helderder opvlamt. Dan is er al een stil
verlangen in u dat Ik vervul, en dit zal tot gevolg hebben dat uw verlangen
naar de aanstraling van mijn liefde steeds sterker wordt en u ook voelt
dat dit beantwoord wordt, al naar de graad van uw liefde. U zult Mij gewaarworden, u zult u van mijn aanwezigheid bewust worden
en toch zult u Mij met uw verstand niet kunnen vatten, omdat mijn Wezen
voor u een geheim is en blijven zal. En toch openbaar Ik Mij aan u.
U
zult Mij kunnen herkennen als een Wezen dat in zich liefde, wijsheid en
macht is. En u zult Mij dan ook steeds meer liefhebben en het u gelukkig
maken heeft steeds en steeds weer plaats, want nooit zult u - als u eens
door Mij gelukkig gemaakt bent - deze gelukzaligheid willen missen. De vonk die uit Mij werd uitgestraald als zelfstandig wezen, zal voortdurend
aansturen op de vuurzee van mijn liefde.
En dit streven om bij Mij te
zijn zal eeuwig niet eindigen, eeuwig zal de liefde zich wegschenken,
eeuwig zullen de zielen zich openen en eeuwig de straal van mijn liefde
in zich opnemen. En steeds zal het verlangen naar Mij en het voortdurend
vervullen ervan, gelukzaligheid bereiden die nooit meer zal eindigen.
Amen |