BD.8000
23 september 1961
Herbelichaming vanuit een bijzondere motivatie
Iedere eens gevallen oergeest moet zichzelf in vrije wil tot
voltooiing brengen. En dat vraagt een eindeloos lange tijd van ontwikkeling
uit de diepste diepte omhoog. Dit ontwikkelingsproces is een gebeuren,
dat mijn voortdurende hulp nodig heeft, omdat het wezen aanvankelijk zo
zwak is, omdat het over geen enkele kracht beschikt, zodat mijn kracht
moet meehelpen, om deze positieve ontwikkeling mogelijk te maken. Ik moest
de gevallen wezens steeds zoveel kracht doen toekomen, dat ze een aan
hen toegewezen bestemming konden nakomen. Er moest voor hen een dienende
bezigheid mogelijk worden gemaakt en het geestelijke ging onherroepelijk
vooruit in zijn ontwikkeling. Steeds weer heb Ik u uitgelegd, waarom deze
dienende bezigheid moest worden verricht en dat er ondenkbaar lange tijden
voor nodig waren, tot het gevallen oerwezen zich als mens mocht belichamen.
In dit laatste stadium als mens bezit het oerwezen echter de vrije wil,
die zowel de laatste voltooiing tot stand kan brengen, alsook de hernieuwde
afval in de diepte kan veroorzaken. De vrije wil kan dus de totale vrijwording
uit de vorm nastreven en de mens zal dan ook de kracht worden toegestuurd,
het werk van voltooiing uit te voeren. En zij gaat dan als geest vol van
licht de eeuwigheid binnen, ze betreedt mijn rijk van licht en gelukzaligheid
en gaat nu ook steeds verder omhoog, omdat de graad van volmaaktheid geen
begrenzing kent, omdat het dichter bij Mij komen nooit ophoudt en toch
onuitsprekelijk gelukkig stemt.
Faalt de mens op aarde in zijn laatste wilsproef, dan is desondanks zijn
bestaan op aarde beëindigd met de dood van zijn lichaam. Hij gaat
het rijk hierna binnen, maar wordt niet opgenomen in sferen vol van licht.
Hij vertoeft in de duisternis of ook in de schemering, al naar gelang
de graad van rijpheid van de ziel, maar steeds in overeenstemming met
zijn levenswandel, die de mens op aarde heeft geleid. En nu dus moet de
ziel de gevolgen dragen. Er kan haar geen gelukzaligheid worden verleend,
omdat de wet van de eeuwige ordening ook rechtvaardigheid eist. De zielen,
die zonder enig licht zijn, houden zich meestal nog op in aardse sferen.
Ze zijn vaak nog aan de aarde gebonden, zodat ze zich aan mensen vastklampen
en dezen nu ertoe trachten te brengen, geheel naar hun wil en hun opvattingen
te handelen, zodat ze vaak het eigenlijke wezen van de mens - diens
ziel - verdringen, dus zelf bezit nemen van de vorm en nu in zekere zin
een tweede leven leiden op aarde, zonder enig recht. En de eigenlijke
ziel van de mens heeft geen kracht om zich te handhaven en om deze destructieve
geest uit zich te verdrijven. De mens wordt geplaagd door lijden en smarten
van allerlei aard, die zo'n lage geest over hem brengt, tot het
deze ziel lukt een sterke band met Mij tot stand te brengen, die het Mij
dan mogelijk maakt, de verderfelijke geest uit te drijven, die nu ook
inziet, dat hij niet meer op aarde leeft.
Zulke aan de aarde gebonden zielen nu nog eens een terugkeer naar de aarde
toe te staan, zou alleen een stellig nieuw falen tot gevolg hebben, daar
deze zielen zonder enige herinnering aan vroeger en toch weer in het bezit
van de vrije wil naar de aarde zouden komen. Zo'n hernieuwde belichaming
zult u, mensen, dus nooit mogen aannemen. U zult ook niet aan een terugplaatsing
van de ziel naar de aarde mogen geloven, met het doel zich te vervolmaken,
wanneer ze op aarde faalde of de graad van voleinding niet bereikte en
deze nu meent te bereiken.
U, mensen, denk eraan, dat de mate van mijn genade, die Ik u ter beschikking
stel, onbegrensd is. Denk er ook aan, dat Ik voor u het verlossingswerk
heb volbracht; dat het voor iedere ziel mogelijk is, verlost van deze
aarde te scheiden en dat zo'n ziel nog waarlijk in het hiernamaals
op kan klimmen en onmetelijk gelukkig kan worden. Nu wordt er ook wel
aandacht geschonken aan de vrije wil van iedere ziel in het geestelijke
rijk en verlangt nu de ziel terug naar de aarde te gaan, dan wordt haar
het verlangen vervuld. Maar ze neemt een groot risico op zich, dat ze
ook kan terugzinken in de diepte, omdat de vrije wil in het aardse leven
weer bepalend is. Maar een ziel, die slechts een klein schijnsel licht
kan laten zien, ziet de mogelijkheden om rijp te worden in het hiernamaals
in en ze verzet zich ertegen, nog eens een vleselijk lichaam te dragen.
En een ziel geheel zonder licht wordt de terugkeer naar de aarde nooit
toegestaan, want ze moet eerst getuigen van een verandering van opvatting
en dan is ze zelf ook niet meer bereid, de gang over de aarde opnieuw
te gaan.
Doch in de eindtijd zijn gevallen van herbelichaming toegestaan, maar
die hun bijzondere beweegreden hebben: een keer met het doel van een missie,
waarbij zich lichtwezens naar de aarde begeven, vanwege de grote geestelijke
nood, maar wier belichaming niet in de mens het geloof mag laten opkomen,
dat zo'n ziel terugkeert naar de aarde, met het doel van een grotere
rijpheid. Maar er zijn ook zielen, die - zodra hun een glimpje inzicht
verlicht - hun grote schuld inzien, die ze in het leven op aarde
op zich hebben geladen. Op zichzelf staande gevallen, die grote boetedoening
eisen, die weliswaar ook in het hiernamaals zou kunnen worden afgelost,
maar die zulke zielen aanzet het grote verzoek te doen, op aarde deze
schuld te mogen aflossen en die ook bereid zijn, tegelijkertijd een dienende
missie te vervullen. Maar nooit mogen zulke gevallen veralgemeend worden,
omdat dit een grote misleiding is, die een noodlottige uitwerking op de
mensen kan hebben. En deze zielen zullen ook ongewone lotgevallen met
veel lijden op zich moeten nemen, die vaak de medemensen aan mijn liefde
zouden kunnen laten twijfelen, maar die juist vanuit de grote schuld van
die zielen zijn te verklaren, die de eigenlijke beweegreden van hun leven
op aarde is. Het diepe levende geloof in Jezus Christus en Zijn werk van
verlossing is er de garantie voor, dat elke schuld door Zijn bloed is
uitgewist. Maar die zielen werden in hun leven op aarde niet verlost door
Jezus Christus en namen daarom de grote schuld mee over in het geestelijke
rijk. Doch om zo'n hernieuwde gang over de aarde te mogen gaan,
moet de ziel al tot een bepaalde graad van licht zijn gekomen. Ze moet
de weg naar Jezus Christus in het hiernamaals hebben gevonden, ze moet
vergeving van deze schuld hebben afgesmeekt en dan in geheel vrije wil
besloten hebben het werk van verzoening te verrichten en dit van Mij hebben
afgebeden, daar haar anders een terugkeer naar de aarde wordt geweigerd.
Steeds zeg Ik, dat de leer van een herbelichaming een dwaalleer is, wanneer
ze wordt aangewend voor alle mensen, die onvolmaakt van deze aarde zijn
heengegaan. En steeds heb Ik van bijzondere beweegredenen gesproken, die
zo'n hernieuwde belichaming rechtvaardigen. De genade van mijn liefde
niet te hebben aangenomen of er geen gebruik van te hebben gemaakt, is
een hernieuwd zondigen tegen mijn liefde en deze zonde zult u niet naar
believen met een hernieuwde terugkeer naar de aarde kunnen afdoen. U hebt
de mogelijkheid om u door Jezus' bloed schoon te wassen van alle
schuld, zolang u op aarde vertoeft. En mijn liefde voor u doet waarlijk
alles om u te helpen volmaakt te worden. En deze liefde zult u niet mogen
afwijzen, daar u anders in het hiernamaals een smartelijk lot wacht, zoals mijn rechtvaardigheid het verlangt, zelfs wanneer mijn liefde overgroot
is en u ook dan nog helpen zal, dat u eens het licht bereikt. Want ook mijn liefde kan alleen in het kader van de goddelijke ordening werkzaam
zijn.
Amen |