BD.7981
1 september 1961
Het middels gedachten op God richten van de wil
Elke gedachte die op Mij wordt gericht is een getuigen van uw toebehoren aan Mij, een opflakkerende liefdesvonk die op de vuurzee van de eeuwige Liefde aanstuurt. Hij is een bewijs van de doorstane wilsproef Mij weer als God en Schepper te erkennen zoals het was in het allereerste begin. Ik geef u eeuwig niet op, ook wanneer u opzettelijk zich ver van Mij houdt. Want u behoort Mij toe, u bent een vonkje van de kracht van mijn liefde die Ik liet uitstralen toen Ik u het leven gaf. En deze kracht van liefde zal eenmaal weer naar de Oerbron terugstromen omdat dit wet is van eeuwigheid. Maar het gaat Mij erom dat uw vrije wil, het teken van goddelijkheid, beweegreden is naar Mij terug te keren. En het maakt Mij onuitsprekelijk gelukkig wanneer deze verandering van wil na uw vroegere afval van Mij is gerealiseerd, wanneer u als mens in het stadium van de vrije wil uw gedachten op Mij richt. Dan pak Ik u vast en trek u steeds meer naar Me toe en Ik heb daartoe het recht omdat het uw vrije wil is dat u weer tracht u met Mij te verenigen.
En u zult niet weten welke kracht u toestroomt wanneer uw gedachten naar Mij uitgaan, want elke gedachte is een binding met Mij die de stroom van kracht mogelijk maakt, een binding die Mij ertoe aanzet u met de kracht van mijn liefde te doorstralen die u vergeestelijkt en weer tot het gelukzaligste wezen maakt dat u eens bent geweest. U hebt de mogelijkheid u te allen tijde van het toestromen van mijn kracht te verzekeren, u hebt een heel zeker middel om mijn kracht in ontvangst te nemen wanneer u maar uw gedachten op Mij richt. Want u wendt u slechts tot één Wezen dat u erkent en Ik wil alleen deze erkenning van u om nu ook u weer te kunnen bedenken zoals vroeger, om u weer met de kracht van de liefde te doorstralen. En wanneer uw gedachten op Mij zijn gericht, dan opent u bewust uw hart. U geeft elke weerstand op die u van Mij gescheiden hield en mijn liefde kan weer op u inwerken, die als een vuurvonk in u ontbrandt en ook in u de liefde voor Mij zal laten opvlammen. En daarom rust er een uitermate grote zegen op wanneer u steeds weer uw gedachten tot Mij verheft.
De wereld houdt u er wel vaak van terug en wie een prooi van de wereld is geworden, hem lukt het slechts moeilijk en zelden zich naar Mij te keren, wanneer dit tenminste al mogelijk is. Maar hebt u Mij eenmaal door uw vrije wil het recht gegeven weer bezit van u te kunnen nemen omdat u vrijwillig het zich afkeren van mijn tegenstander hebt gerealiseerd, dan kunt u er ook zeker van zijn dat Ik Me steeds weer in uw gedachten zal mengen en het zal u steeds vaker mogelijk zijn in gedachten bij Mij te vertoeven, tot u Mij voortdurend in uw nabijheid zult voelen, tot u niets meer zult beginnen zonder Mij. En dan vervult u bewust het doel van uw aardse bestaan, dan staat u al in nauwste verbinding met Mij ofschoon u nog op aarde vertoeft en Ik zal u niet meer verlaten. Ik zal steeds naast u gaan, Ik zal gaan wonen in uw hart en u zult mijn aanwezigheid bemerken en gelukkig zijn.
Blijf daarom steeds met Mij verbonden, ook wanneer de wereld u nog niet helemaal loslaat. Zolang u nog op de aardse wereld moet verblijven, zult u ook weerstand moeten bieden aan haar verlokkingen en bekoringen. Maar is eenmaal de band met Mij tot stand gebracht, dan kan ook de aardse wereld u niet meer schaden. Dan zult u Mij des te meer zoeken, omdat u de ware gelukzaligheid toch niet in de aardse wereld zult kunnen vinden, integendeel, steeds alleen in de innige band met Mij. En dan trekt mijn liefde u naar Mij toe, dan zal Ik u gelukkig maken met mijn aanwezigheid. Want Ik bezit nu uw wil die zich in alle vrijheid naar Mij keerde en u bent van Mij geworden en u zult dit nu ook blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen |