BD.7962 9 augustus 1961 De onmetelijke liefde van Jezus Toen Ik over de aarde ging, zag Ik als mens de grote nood van de mensheid, omdat de liefde in Mij machtig was en er daardoor ook het helderste licht in Mij was over de reden van de nood, over de toestand waarin de mensen zich bevonden, en ook dat ze geketend waren door een macht die slecht was en de mensen in het verderf wilde storten. De liefde gaf Mij dit inzicht en de liefde in Mij besloot een offer te brengen voor de in diepste nood smachtende mensheid. Ik besloot, op grond van mijn liefde, tot een openlijke strijd met de tegenstander. Ik wilde als mens hem bewijzen dat mijn liefde een kracht was door middel waarvan Ik hem kon overwinnen. Ik wilde mijn liefde inzetten tegenover zijn haat. En deze overgrote liefde van Mij moest de mensen verlossen uit zijn macht. Ik kende de reden van het mens-zijn, van de vroegere afval van de wezens van God, omdat de liefde in Mij me dit inzicht schonk. En zo wist Ik ook dat alleen de liefde hun redding kon brengen uit hun noodtoestand. En daarom waren mijn pogingen als mens Jezus vooreerst de medemensen de goddelijke leer van de liefde voor te houden en ze aan te sporen een leven in liefde te leiden opdat ze voor zich kracht konden verwerven om de tegenstander te weerstaan. En Ik leefde hun een leven in liefde voor en bekroonde dit leven in liefde vervolgens met mijn dood aan het kruis. Ik bood de Vader een liefdesoffer aan voor de medemensen en kocht door dit offer de zielen van de mensen vrij van hun gevangenbewaarder. Ik betaalde de schuld met mijn leven. Alleen de liefde was in staat een dergelijk offer te brengen en de liefde was in Mij. De Vader zelf, de eeuwige Liefde, vervulde Mij. De eeuwige Liefde zelf deed dus de schuld teniet die het geestelijke op zich had geladen toen het viel, toen het de tegenstander in de diepte volgde. De vroegere afval in de diepte, de scheiding van God, was alleen mogelijk geweest, doordat de wezens afstand deden van de liefde, doordat ze het aanstralen van liefde van de Vader niet aannamen. De mensen moesten weer tot liefde worden en omdat ze daar de kracht niet meer voor hadden, verwierf Ik voor hen deze wilskracht door mijn dood aan het kruis en verloste Ik hen uit hun verzwakte toestand. En nu konden ze zich bevrijden uit de macht van de tegenstander, want ze ontvingen nu de kracht van Mij als de goddelijke Verlosser, omdat ze nu ook in staat waren een leven in liefde te leiden, omdat ze nu, na mijn werk van verlossing, weer het aanstralen van de liefde konden ontvangen, die voortdurend van Mij als de eeuwige Liefde wordt gestuurd naar al het wezenlijke dat zich openstelt het te ontvangen. Ik doorgrondde als mens de grote nood van de medemensen. Als van de Vader afkomstige engelgeest was Ik er ook van op de hoogte en Ik bood mijzelf aan naar de aarde af te dalen en de kinderen weer terug te brengen naar de Vader. Ik bood me aan om de eeuwige Liefde als menselijk omhulsel te dienen, opdat de Liefde het verlossingswerk kon volbrengen. Maar Ik ging allereerst ook als mens de weg over deze aarde, want de vrije wil van een mens moest zich bereid verklaren tot dit werk van erbarmen, omdat een mens onuitsprekelijk leed op zich moest nemen als boetedoening, daar God niet lijden kan, maar omwille van de gerechtigheid er een groot zoenoffer noodzakelijk was om de grote oerschuld teniet te doen. Maar Ik kwam met een hart vol van liefde naar de aarde en mijn wandel over de aarde was een onophoudelijk werkzaam zijn in liefde. Want de liefde was de kracht die de mensen echter ontbrak, om welke reden Ik de goddelijke leer van de liefde predikte en de mensen steeds weer aanmaande Mij na te volgen. Maar voordat Ik het werk van verlossing had volbracht was de macht van de tegenstander nog te groot en de mens tot het uiterste verzwakt. Daarom moest er een redder komen, die hen bevrijdde van zijn macht. Daarom moest de liefde een werk volbrengen, waardoor de tegenstander werd overwonnen. De liefde van een mens moest hem weerstand bieden en bijgevolg de strijd tegen hem zegevierend doorstaan. Want tegen de liefde was de tegenstander niet opgewassen en dus moest hij afzien van de zielen die zich aan de goddelijke liefde overgaven, die Mij en mijn verlossingswerk erkenden en dus vrijwillig naar Mij wilden terugkeren en weer de kring van mijn stroom van liefde binnengingen. En dit werk van verlossing is volbracht en zo kan ieder mens zich bevrijden uit de macht van de tegenstander, die een beroep doet op de genaden van het verlossingswerk, die Mij en mijn verlossingswerk erkent, Mij om vergeving van de schuld vraagt en om versterking van zijn wil om lief te hebben. Want deze zal in staat zijn Mij na te volgen. Hij zal in staat zijn een levenswandel te leiden net als de mijne. En de liefde die hij nu beoefent zal hem kracht doen toekomen, dat hij zijn weg over de aarde succesvol aflegt, dat hij alleen op mijzelf als eeuwige Liefde aanstuurt en dat hij de aaneensluiting vindt met Mij en terugkeert in zijn vaderhuis, waarvan hij zich eens verwijderde in vrije wil en daarom ook in vrije wil de terugkeer moet bewerkstelligen. Maar deze terugkeer kan alleen plaatsvinden door de liefde en daarom predikte Ik ook de liefde toen Ik op aarde wandelde. En Ik zond mijn leerlingen uit dat ze de goddelijke leer van de liefde zouden verkondigen aan alle volkeren van de aarde. Want alleen de liefde maakt u vrij uit de macht van diegene die totaal zonder liefde is en daarom mijn tegenstander, die hij ook blijven zal tot mijn werk van verlossing definitief is beëindigd, tot al het geestelijke naar Mij is teruggekeerd en er dan eeuwig geen dorst meer kan zijn. Amen |