Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7953
31 juli 1961

Alleen lichtwezens zijn toegelaten om te onderrichten

De geestelijke wereld spant zich onophoudelijk in de mensen hulp te brengen die hulp van de lichtwezens verlangen. Want alle lichtwezens zijn werkzaam in mijn wil, en wil Ik de mensen hulp doen toekomen dan geschiedt dit vaak via mijn engelen, via al het lichtvolle geestelijke dat in dit verwezenlijken van mijn wil zijn gelukzaligheid vindt.

Maar al deze wezens handelen niet tegen mijn wil in, omdat ze door hun geestelijke rijpheid al helemaal mijn wil zijn binnengegaan, omdat ze zelf niets anders willen dan wat mijn wil is, of ook: omdat mijn wil ook de hunne is, daar er in hen liefde en wijsheid is in alle volheid en ze inzien dat alleen mijn wil het juiste voor mijn schepselen op het oog heeft en ze zich daarom ook onvoorwaardelijk aan mijn wil onderwerpen. En zo is het begrijpelijk dat ze ook de volledige waarheid overdragen, wanneer ze door Mij zijn toegelaten de mensen een geestelijk licht te brengen, wanneer ze de opdracht hebben de mensen door middel van gedachten te onderrichten, hun het evangelie verkondigen in de vorm van mijn woord, dat Ik ook door die lichtwezens u, mensen doe toekomen - maar dat steeds hetzelfde woord is dat van Mij is uitgegaan, omdat de uitstraling van mijn liefde door hen wordt ontvangen en nu weer verder geleid. Want hun gelukzaligheid bestaat in de eeuwigdurende verbinding met Mij, in het toevloeien van mijn woord, dat ze dus rechtstreeks vernemen en weer verder leiden zoals het mijn wil is.

Wezens die zich in het licht bevinden, kunnen dus nooit onware geestelijke leringen uitdelen en alleen wezens van het licht zijn toegelaten u, mensen te onderrichten, wanneer u zelf Mij om waarheid hebt gevraagd, wanneer u zelf het verlangen naar de waarheid aan Mij toont door uw vraag daarom. U zult dan ook alleen maar in de waarheid kunnen worden onderwezen, want Ik bescherm u tegen het opdringen van onrijpe geesten, die u verkeerd willen onderrichten, omdat ze in opdracht van mijn tegenstander werken, maar die nooit de toegang zullen vinden tot mensen die waarheid begeren.

Daarom zult u ook zonder zorgen de woorden aannemen als mijn woord die u door de lichtwezens worden aangeboden, want alleen maar dezen zijn overbrengers van de zuivere waarheid uit Mij, die ze zelf ontvangen door rechtstreeks aanspreken. Want mijn woord weerklinkt in het rijk van de zalige geesten om dezen onvoorstelbaar gelukkig te maken. Maar er wordt daar dan ook mee gewerkt, want de liefde van deze wezens spant zich onophoudelijk in licht in de duisternis te brengen en mijn woord is het licht dat de duisternis doorbreekt. En wilt u, mensen nu zuivere waarheid uit Mij in ontvangst nemen, dan hoeft u zich slechts innig met Mij te verbinden en hierom te vragen.

Dat Ik u dan deze vraag vervul, daar zult u zeker van kunnen zijn en dan ook alles als van Mij zelf aannemen als aan u gegeven, ook wanneer het u door lichtwezens wordt gebracht, want in dezen straalt de kracht van mijn liefde, mijn woord, binnen en door hen weer op u, mensen naar beneden, voor wie in overgrote liefde door deze wezens wordt gezorgd en die het ook zullen verhinderen dat dwaalleren zich in uw gedachten binnendringen. In mijn opdracht dringen ze al het onrijpe geestelijke van u weg, opdat het zuivere "woord Gods" niet wordt misvormd, opdat u, mensen het zuiver en onbedorven zult mogen ontvangen, zoals het van Mij uit is uitgegaan.

Maar dat ook mijn tegenstander aan het werk is en druk doende is overal slecht zaad uit te strooien, kan niet geloochend worden. Maar dan is steeds de wil van de mensen zelf bepalend die deze krachten de toegang tot zich verlenen, die zich dus niet geheel aan Mij overgeven en ook niet alleen de zuivere waarheid nastreven, die hun eigen wil opgeven en zich in bezit laten nemen door wezens die zich nog niet in het licht bevinden.

En daarom moet de mens strenge zelfkritiek betrachten, hoe ver hij in de juiste verhouding tot Mij is binnengegaan. En hij moet zich steeds aan de goede krachten overgeven, aan de lichtwezens en uitvoerders van mijn wil, hij moet Mij vragen om bescherming tegen al het lage geestelijke dat hem in het nauw brengt, hij moet steeds alleen maar willen dat hij door Mij zelf wordt aangesproken, die de Oerbron ben van de waarheid en die daarom ook steeds alleen maar zuivere waarheid zal uitdelen waar die begeerd wordt.

Maar Ik zie en doorzie het hart en al zijn gedachten. En zo weet Ik ook hoe zijn innerlijkste wezen is geaard en in overeenstemming hiermee zal hij worden bedacht, in overeenstemming hiermee zal hij omringd zijn door krachten van het licht of de duisternis. Doch het Liefdelicht van eeuwigheid zal steeds stralen in een geopend hart dat zich voor Mij geheel en al ontsluit, opdat Ik het kan vullen met licht en met kracht.

Amen