BD.7914
9 juni 1961
Liefde voor de naaste: hulp in geestelijke nood
Ik heb u een gebod gegeven, elkaar lief te hebben. En dat
betekent ook dat u de zwakheden van de ander zult moeten verdragen, dat
u hem zult moeten helpen in elke nood van het lichaam en de ziel. Want
de zwakke heeft de sterke nodig als steun. En daarom moet ook uw voorspraak
de zwakke gelden, dat hij kracht ontvangt te gaan leven naar mijn wil.
U moet zich dus ook bekommeren om de geestelijke nood van uw medemens,
doordat u hem door goede gedachten en gebed kracht doet toekomen, die
hij nodig heeft voor zijn geestelijke vooruitgang.
Wie nu van Mij de genade heeft rechtstreeks het brood des hemels, het
Water des levens in ontvangst te nemen, die moet dit op de eerste plaats
de zwakke doen toekomen. Want dan verschaft hij hem ook rechtstreeks de
kracht die zijn ziel weldadig zal raken. Dan zal ook de zwakheid wijken.
Hij zal sterk worden van geest. Hij zal voortdurend verlangen van Mij
Spijs en Drank in ontvangst te nemen. En u hebt voor uw naaste het grootste
liefdewerk volbracht, dat een uitwerking heeft tot in alle eeuwigheid.
De wil om de mens te helpen in elke nood, zal steeds alleen door de liefde
tot stand worden gebracht. En u geeft dan ook blijk van de liefde voor
Mij. Want u weet dat iedere ziel Mij lief is, dat Ik ze voor Mij wil winnen
en dat Ik ieder zegen, die Mij helpt een ziel te winnen. Dus waardeer
Ik de arbeid voor Mij en mijn rijk in het bijzonder, omdat Mij daardoor
weer zielen worden toegevoerd, die zich eens van Mij scheidden. En de
arbeid voor Mij en mijn rijk bestaat daarin, dat de mensen mijn woord
wordt gebracht, dat de geestelijke nood waarin ze zich bevinden door het
toevoeren van mijn woord wordt opgeheven, dat de zielen kracht wordt toegevoerd,
omdat ze zwak zijn en kracht nodig hebben.
Deze arbeid voor Mij en mijn rijk zullen echter steeds alleen die mensen
verrichten, wier harten gewillig zijn liefde te schenken, daar de nood
van de medemensen hen anders niet zou raken. Daarom zal ook geen mens
die vrijwillig arbeid in de wijngaard verricht de liefde kunnen worden
ontzegd, tenzij hij op zoek is naar werelds loon, eer en roem en aardse
goederen. Maar deze arbeiders staan Mij niet ten dienste, ze dienen de
wereld nog en hem die heer is van deze wereld.
Maar mijn dienaren zijn door mijzelf aangesteld en uitgezocht. En zolang
ze dus Mij onzelfzuchtig dienen, worden ze gedreven door de liefde in
hen, die Mij en hun medemensen geldt. En daar de geestelijke nood van
de mensen duidelijk zichtbaar is, zetten zij zich er helemaal voor in
hun hulp te brengen, die daarin bestaat mijn woord uit te dragen in de
wereld, de mensen mijn evangelie te verkondigen, waartoe Ik zelf hun de
opdracht gaf. Deze dienen dus Mij en de naaste en ze bewijzen Mij daarmee
hun liefde voor Mij en voor de naaste.
Maar Ik weet ook wat u - mensen die nog zwak bent - nodig hebt. Ik weet
welk voedsel kracht schenkt en wat dus mijn dienaren u moeten aanbieden,
opdat u gezond wordt, opdat uw ziel rijp wordt en de weg terug gaat naar
Mij, uit wie ze eens is voortgekomen en van wie ze eens is weggegaan.
En daarom leid Ik zelf het juiste voedsel naar de aarde. En deze is gezegend
met mijn kracht. Ik kom zelf in het woord tot u. Ik bied mijzelf aan als
spijs, want Ik ben het Woord. En u moet Mij zelf opnemen in uw hart en
het zal u dan waarlijk aan niets meer ontbreken.
U zult elke zwakheid kwijtraken. U zult kracht in overvloed ontvangen
en u zult uw pelgrimstocht op aarde zonder moeite afleggen, met als resultaat
dat u na de dood van uw lichaam het rijk hierna binnengaat in licht en
kracht. Want mijn woord, dat Ik zelf naar u toezend van boven, brengt
dat waarlijk tot stand. En u, mijn dienaren op aarde, u leeft ten volle
in liefde, wanneer u de naasten helpt in geestelijke nood, wanneer u hun mijn woord brengt. U geeft dan blijk van de liefde voor Mij, want u brengt
Mij dan mijn kinderen terug, die lange tijd van Mij gescheiden waren.
Amen |