Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7910
4 juni 1961

De leer van de verdoeming is een dwaalleer

Wees niet bang, dat u verloren gaat, wanneer u Mij in uw hart draagt. Geloof niet, dat een wrekende god u zal straffen voor uw zonden, dat hij geen erbarmen zal kennen, dat hij u voor eeuwig zal verdoemen. Ik ben een God van liefde en barmhartigheid en Ik help u alleen steeds omhoog uit de diepte, waarin u zelf bent neergestort in vrije wil. Door uw zonde hebt u uzelf in een toestand verplaatst, die ongelukkig is. U hebt voor uzelf de toestand van het lijden geschapen, waarin u zich bevindt. Maar Ik zal u altijd bijstaan, om uit de diepte de weg terug te vinden. Ik zal u er steeds weer bij helpen, dat u weer gelukzalig wordt, zoals u was in het allereerste begin. Het kwaad hebt u zelf gewild en naar u toegetrokken en de uitwerking ervan kan nooit gelukzaligheid zijn. Veeleer is een ongelukkige toestand het gevolg van dat, wat u vrijwillig nastreefde en hebt gedaan.

Maar uw God en Vader houdt van u, want u bent uit Zijn liefde voortgekomen en deze liefde zal nooit ophouden. Ze zal zich dus steeds beijveren u weer terug te winnen en ze zal alles doen om u weer een gelukzalig lot te verschaffen, waartoe echter uw vrije wil nodig is. Want zoals u eens vrijwillig van Mij bent weggegaan, zoals u eens vrijwillig een grote zonde op u hebt geladen, zo ook zult u weer vrijwillig naar Mij terug moeten keren. U zult uw schuld moeten inzien, er spijt van moeten hebben en om vergeving van de schuld moeten vragen en alles zal zijn zoals in het allereerste begin. U zult in het zich verbinden met Mij bovenmate gelukzalig zijn. Dus zult u altijd mogen geloven in een God van liefde en barmhartigheid, want al ben Ik ook een rechtvaardige God, Ik laat u toch niet over aan uw zelf gekozen lot of leg u straffen op. En daarom is het verkeerd te zeggen, dat Ik u verdoem voor uw zonden. Integendeel: Ik stel tegenover deze opvatting het werk van mijn liefde en erbarmen, mijn offerdood aan het kruis voor uw zonden. Zou Ik u voor eeuwig willen verdoemen voor uw vroegere zondenschuld, dan zou mijn verlossingswerk waarlijk niet nodig zijn geweest. Maar zo gaf Ik u een bewijs van mijn liefde en erbarmen: Ik offerde Mij zelf, Ik stierf voor u, Ik gaf mijn leven aan het kruis voor uw zondenschuld.

Alleen al daaruit zult u kunnen herkennen, dat de leer van de eeuwige verdoemenis een dwaalleer is, want mijn werk van verlossing bewijst het tegendeel. Het toont u een God van liefde en erbarmen, die zich zelf prijsgeeft, om uw schuld teniet te doen, die u dus nooit voor eeuwig zal verdoemen. Een straffende god is geen juist beeld van Mij en mijn Wezen; Ik, die de liefde ben en nimmer mijn schepselen in nog grotere ellende zal storten, dan ze al hebben ondervonden, door hun afval van Mij. Ik wil ze weer terugwinnen en daarom nam Ik hun schuld op Me, om die uit te wissen, omdat Ik me bekommerde om het lot van al het gevallene en Ik dit wil helpen naar omhoog.

Maar het schepsel - de mens in het laatste stadium op de aarde - kan ook weigeren mijn erbarmen aan te nemen en zich dus op verre afstand van Mij in eigenzinnigheid ophouden. Dan is hij ook ongelukkig, dan schept hij voor zichzelf het lot van de verdoemenis, dat hij echter ook te allen tijde zelf kan beëindigen, wanneer hij zich maar tot Mij wendt, wanneer hij mijn verlossingswerk erkent en er voor zich een beroep op doet. Steeds zal hij in Mij de liefdevolle Vader aantreffen, die Zijn kind wil helpen, die zelf naar Zijn kind verlangt en die hem voortdurend helpend terzijde staat, zij het, dat Hij de vrije wil van het kind eerbiedigt, dat Hij het niet dwingt terug te keren. Maar dan is ook zijn lot zo lang ongelukkig, tot het zich vrijwillig naar Mij toekeren heeft plaats gevonden.

Ik ben een God van liefde en barmhartigheid. Doch de rechtvaardigheid, die ook tot mijn volmaakt Wezen behoort, verbiedt het, om u, die zondig bent geworden door eigen schuld, een gelukzalig leven te bereiden. U zult eerst het vrij worden van uw schuld door mijn verlossing moeten aannemen, u zult Mij moeten belijden in Jezus Christus en willen horen bij diegenen, voor wie Ik mijn bloed heb vergoten aan het kruis. En u zult waarlijk niet meer van een God van toorn spreken, die u onbarmhartig verdoemt. U zult mijn liefde bij uzelf ondervinden, want Hij, die uw vroegere zondenschuld op zich heeft genomen en die heeft teniet gedaan, zal zich weer met u verenigen en u doorstralen met de kracht van Zijn liefde en u zult gelukzalig zijn en blijven tot in alle eeuwigheid.

Amen