BD.7903
28 mei 1961
Priesterambt - De ware discipelen
Eens zond Ik mijn discipelen uit in de wereld om mijn wil te verkondigen, mijn evangelie van de liefde. En Ik heb hen tijdens mijn leven op aarde onderwezen. Ik heb ze zelf een leven in liefde voorgeleefd en mijn leerlingen dus geschikt gemaakt om ware verkondigers van mijn goddelijke leer van de liefde te zijn. Ze dienden de mensen de dringende noodzaak van een leven in liefde voor de geest te stellen en hun ook de uitwerking ervan begrijpelijk te maken en daarom moesten ook de leerlingen voor zichzelf kunnen waarmaken wat ze hun medemensen daarover verkondigden. Ze moesten zelf over ongewone kracht en ongewoon weten beschikken, opdat de mensen daaraan de waarheid van mijn leer herkenden en er nu zelf naar streefden tot voltooiing te komen. En de eerste discipelen hadden ook buitengewone kracht en buitengewone kennis, omdat mijn geest ze kon vervullen. Want ze waren door mijn offerdood aan het kruis verlost en stonden door hun liefde in innige verbinding met Mij.
Het zal u nu ook begrijpelijk zijn, dat alleen diegenen mijn ware discipelen en de navolgers van dezen genoemd kunnen worden, die ook het bewijs leveren van mijn geest vervuld te zijn, die door een leven in liefde en innigste verbinding met Mij ook ongewone kracht van Mij betrekken en beschikken over een waarheidsgetrouw weten dat ze van Mij zelf hebben ontvangen. Het zal u begrijpelijk zijn dat niet ieder zich als navolger van mijn discipelen kan bestempelen, aan wie door mensen een ambt werd toegekend dat alleen Ik kan toekennen, omdat Ik op de hoogte ben van de toestand van rijpheid en de wil van ieder mens, en daarom dus ook weet wie Ik voor zo'n ambt uitkies.
Het ambt van priester is niet door mensen toe te kennen. Het is een ambt waarover alleen Ik te beslissen heb, omdat mensen niet in staat zijn te beoordelen hoe het met de innerlijke rijpheid en de wil van diegene is gesteld, die ze in zo'n ambt benoemen. En zo zult u vaak ware "priesters" - dat wil zeggen: dienaren van God - aantreffen, waar u ze niet verwacht. En u zult diegenen uw erkenning mogen weigeren, die zich zelf daartoe hebben aangesteld, want daartoe is mijn benoeming nodig, die ook als zodanig is te herkennen.
Het innerlijke leven van de enkeling is maatgevend voor de verhouding waarin een mens tegenover Mij staat. En de overeenkomst wordt alleen tussen Mij en de mens gesloten. En er is waarlijk geen derde voor nodig om te beslissen, waar alleen Ik de keus maak wie Ik als mijn ware discipel in de wereld uitzend, om de medemensen het evangelie te verkondigen. Als de capaciteiten niet aanwezig zijn die het werkzaam zijn van mijn geest toelaten, dan zal ook de mens geen echt missiewerk kunnen verrichten, dan zal hij voor Mij geen bruikbaar werktuig zijn. Hij zal zich niet voor mijn discipel kunnen uitgeven en dan zal ook zijn arbeid zonder resultaat zijn, hoewel hij meent arbeid in de wijngaard te verrichten.
Ten tijde van mijn leven op aarde koos Ik zelf mijn discipelen uit. En Ik doe dit ook nu nog. Maar een door Mij aangestelde dienaar die een hoge graad van rijpheid heeft, zal ook kunnen beseffen welke taak hij nu moet volbrengen. En hij zal deze nu bereidwillig vervullen, omdat Ik zelf door en met hem werk en hij nu ook over buitengewone kracht en een buitengewoon weten beschikt, wat hem aanspoort tot onvermoeibare arbeid in mijn wijngaard. En mijn discipelen zullen de liefde prediken en de liefde ten volle ontplooien. Ze zullen het ware inzicht hebben. Ze zullen in het openbaar voor Mij en mijn naam opkomen.
Hun positie in de wereld zal een andere zijn dan u mensen het verwacht, want ze zullen in het verborgene actief zijn voor Mij, maar geen macht vrezen waaraan ze zijn onderworpen. Want ze erkennen Mij als hun Heer, wiens opdrachten ze vervullen. Ze dienen Mij uit vrije wil en zijn mijn trouwe knechten in de laatste tijd voor het einde. Ze zijn niet uit op uiterlijke eer en erkenning. Ze zoeken geen aanzien en waardigheid, maar ze schrikken ook niet terug voor diegenen, die in aanzien en waardigheid staan en erkend willen worden als navolgers van de apostelen, als navolgers van de discipelen, die Ik eens uitzond in de wereld met de opdracht: "Ga uit en onderricht alle volkeren". Want mijn ware discipelen kennen hun missie en ze trachten getrouw het ambt uit te oefenen waarin Ik ze heb aangesteld. En mijn ware discipelen zullen ook niet bang zijn in de laatste tijd voor het einde, wanneer de geloofsstrijd zal ontbranden. Dan zullen ze Mij en mijn naam belijden in het openbaar. Ze zullen van Mij getuigen en, sterk in het geloof, opkomen voor Mij en mijn rijk.
Amen |