Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7902
27 mei 1961

Geloften zijn niet naar de wil van God

Wat u op aarde zult willen bereiken moet u in vrije wil bereiken. Maar u moet zich niet door dwang van welke aard dan ook genoodzaakt voelen, want u moet een vrije wilsbeslissing nemen en alleen deze bepaalt uw lot in de eeuwigheid, uw geestelijke ontwikkeling, uw geestelijke rijpheid. En daarom zult u zich ook niet door een gelofte moeten binden, want dan maakt u zelf de wil onvrij en dat stemt niet overeen met mijn wil. U zult de tegenwerping maken dat elke gelofte door u in vrije wil werd afgelegd, maar u zult moeten weten dat u op Mij vooruit loopt, dat u iets doet waar u van Mij geen goedkeuring voor hebt en die Ik u ook nimmer zou geven, juist vanwege de vrije wil. U zult precies kunnen doen wat u wilt, ook zonder een gelofte te hebben afgelegd. En u zult dan ook zeker kunnen zijn van mijn zegen, zodra het werken van liefde zijn.

Maar wat baat u werk waar de liefde aan ontbreekt, wanneer u zich door geestelijke dwang tot zulke werken genoodzaakt voelt. Het zal de rijpheid van uw ziel geen stap verder brengen en u zult de tijd verknoeien die u beter zult kunnen benutten wanneer u vrij bent van elk van dit soort verplichtingen. U moet u niet binden door een gelofte die Ik nooit ofte nimmer zal goedkeuren. Want elke dwang doodt. U maakt uzelf onbekwaam om in liefde werkzaam te zijn, omdat een dwang als een last op uw ziel drukt en al het doen en laten onder deze dwang geen geestelijk succes kan opleveren.

En ook de mens die u zo’n gelofte afneemt is te veroordelen, want hij is beheerst door mijn tegenstander, daar hij anders het onzinnige, aan God tegengestelde zou moeten inzien dat in een gelofte tot uitdrukking komt. U belooft iets en weet niet of u het zult kunnen nakomen, of u zelf niet door zo’n gelofte te gronde gaat omdat u geheel verkeerde denkbeelden hebt wanneer u meent dat Mij zo’n gelofte welgevallig zal zijn. Daarom moet ook geen mens de mening zijn toegedaan zichzelf door een gelofte tot mijn dienaar te maken wanneer hem deze door een medemens wordt afgenomen. Zodra hij zich aan Mij zelf aanbiedt om te dienen in mijn wijngaard, zodra hij zich aan Mij zelf overgeeft dat Ik hem zou willen aannemen, is zijn vrije wil werkzaam geworden. En Ik zet hem dan in naar mijn wil, waar en hoe Ik hem nodig heb.

Maar nooit moet een mens zijn medemens een gelofte afnemen. En nooit moet een mens iets beloven wanneer hij zelf niet weet of hij het kan waarmaken. Want hij heeft dan zelf afstand gedaan van zijn wilsvrijheid en zijn doen en laten is dan zonder waarde. Het geldt in mijn ogen niet als vrijwillige daad, als vrije wilsbeslissing van zichzelf. Een gelofte kan een beweegreden zijn om te werken, wat dan alleen nog mechanisch wordt verricht en waarvan de waarde daardoor wordt verminderd.

En een gelofte kan ook elke liefde verstikken die zich niet laat dwingen, die vanuit het hart moet komen en zich ook vrij moet ontplooien. En alleen wat de liefde als beweegreden heeft, is Mij welgevallig. Het laat de ziel rijp worden en bevordert de ontwikkeling. En wie de liefde in zich heeft, heeft geen geloftes nodig. Hij wordt innerlijk aangezet tot al zijn doen en hij zal waarlijk steeds handelen zoals het mijn wil is, zoals het Mij welgevallig is en zoals het nuttig is voor zijn zielenheil.

Amen