Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7892
13 mei 1961

Onderwerping van de wil onder Gods wil

Ik verlang van u volkomen onderwerping onder mijn wil. Want zodra u geheel in mijn wil opgaat, zult u niet anders kunnen denken en handelen zoals het mijn wil is en dan zult u ook leven tot welgevallen van Mij. En dus zal u zich aan Mij moeten overgeven, u zult alles moeten aannemen als door Mij aan u opgelegd of gegeven, u zult bij alles wat u meemaakt mijn hand zien die u leidt en weten dat alles zin en doel heeft, dat alles bij de weg van uw lot hoort die uw rijp worden tot doel heeft en gegrondvest is in mijn liefde en wijsheid.

Dan zult u niet meer morren en klagen, dan zal u zich deemoedig buigen en u als een kind door de Vader laten leiden, die niet anders dan goed en liefdevol tegenover u kan handelen en aan wie u zich daarom ook kan toevertrouwen in elke nood van het lichaam en de ziel.

Maar uw wil wendde zich eens van Mij af - wanneer u zich nu weer vrijwillig onder mijn wil plaatst, is ook de terugkeer naar Mij voltrokken en u hoeft u in het aardse leven alleen nog maar zo te vormen, dat de aaneensluiting met Mij plaats kan vinden, die een hart vereist vol van liefde, die zich met de eeuwige Liefde verenigt en de definitieve terugkeer als kind naar de Vader is voltrokken.

Maar het plaatsten van de wil onder de mijne verzekert u ook elke hulp mijnerzijds, dat deze aaneensluiting met Mij wordt bereikt, want Ik zelf verlang naar u, mijn schepselen, dat u als kind naar Mij als uw Vader zult terugkeren. En daar Ik alles, de gehele schepping, ter wille van deze terugkeer liet ontstaan, zal Ik ook steeds bereid zijn, deze terugkeer te bevorderen, Ik zal dus op elke wilsuiting van u ingaan en waarlijk op zegenrijke wijze, wanneer ze Mij geldt.

En u zult dan ook steeds mijn wil in u herkennen, u zult doen wat nuttig is voor uw ziel, u zult aan uzelf werken en u ver houden van elk zondig verlangen, u zult strijden tegen alle verzoekingen van de vijand van uw ziel en ook standhouden, omdat u kracht van Mij ontvangt door innige overgave aan Mij, en dan zal uw aardse leven waarlijk niet nutteloos zijn, omdat u hiervan zin en doel inziet en ook uw taak op aarde vervult: geestelijk rijp te worden.

Doch worstelen zult u moeten nog tot het einde van uw leven op aarde, omdat mijn tegenstander u niet zo makkelijk opgeeft, omdat hij steeds nog gelooft u te kunnen terugwinnen en omdat hij daarom ook niet zal ophouden u in het nauw te brengen. Maar de wil naar Mij toe verzekert u ook de toevoer van kracht, want Ik laat mijn kind, dat zich van de tegenstander heeft afgewend en naar Mij is gevlucht, niet meer in zijn handen vallen, omdat het Mij herkende als zijn God en Vader van eeuwigheid.

Wees daarom niet bevreesd, dat Ik u ooit zou kunnen verlaten, vrees geen gevoelens van zwakheid die u steeds weer zullen overvallen. Ik zelf waak over u en bescherm u voor de teruggang naar de diepte. Ik zal niet dulden dat de tegenstander macht over u krijgt, Ik zal steeds aan uw zijde gaan, ook wanneer u Mij niet ziet - om u te beschermen en te behoeden voor elk onheil dat u dreigt van de kant van mijn tegenstander. Hij kan u geen schade meer berokkenen, zodra u de terugweg naar Mij hebt gevonden, wat bewezen wordt door de naar Mij toegewende wil. Want uw aardse leven is alleen nog geestelijk gericht, u maakt u door uw wil los van datgene wat mijn tegenstander toebehoort, ook wanneer u nog midden in uw aardse werkterrein staat en u zich daarin zal moeten bewijzen.

Elke kracht komt u nu van Mij uit toe en bindt u steeds vaster aan Mij. En mijn tegenstander heeft geen recht meer op u, omdat u vrijwillig naar Mij bent teruggekeerd en hij uw wil niet kan dwingen. En daarom kan geen mens verloren gaan die in Mij gelooft en op Mij aanstuurt door middel van gedachten of door werken in liefde, die steeds de wil naar Mij vooropstellen en aangetoond wordt door de doorstane wilsproef op aarde. Gehele overgave aan Mij sluit ook het zich volledig plaatsen onder mijn wil in, en dan behoort u Mij toe en Ik geef u eeuwig niet meer op.

Amen