BD.7839
22 maart 1961
Het wijzen van de zielen in het hiernamaals op Jezus Christus
Wie Mij in het rijk hierna belijdt die is ook voor alle eeuwigheid gered. Zodra de zielen die nog in duisternis of in de schemering vertoeven zich niet meer afzetten tegen mijn naam, als hun door lichtboden in vermomming of door middel van gedachtenoverdracht van liefdevolle mensen over Mij en mijn verlossingswerk getuigenis wordt afgelegd, wijkt ook de duisternis van hen. De kracht van mijn naam zal reeds op hen inwerken en ze tot Mij drijven. Zij zullen Mij gaan zoeken en Ik zal Mij ook laten vinden. Maar de wil van de zielen is en blijft vrij. En daarom kan er ook een lange tijd voorbij gaan voordat zij Mij aannemen, voordat de kracht van de voorspraak van mensen werkzaam wordt, of de lichtboden succes hebben die hen vergezellen zonder herkend te worden en hun mijn evangelie brengen.
Maar de inspanningen voor deze zielen worden niet opgegeven. En het is daarom tot grote zegen als zielen er opzettelijk bij worden geroepen, daar waar geestelijke gesprekken plaatsvinden. Waar van het verlossingswerk gewag wordt gemaakt, opdat ook deze zielen steeds weer op Jezus Christus gewezen worden, opdat ze toch vrijwillig de weg nemen tot Mij en Mij om vergeving van hun schuld vragen. Want zolang zij nog onzalig zijn, zijn ze ook nog belast met hun schuld. En hun ellende kan hen aansporen een verbetering in hun toestand na te streven en na te denken over zichzelf, over hun leven op de aarde en hun verhouding tot Mij - hun God en Schepper van eeuwigheid.
Hun weerstand wordt al verminderd als zij liefdevolle voorspraak van de kant van de mensen ondervinden, als er met liefde aan hen gedacht wordt en zij de wil om te helpen bespeuren. Dan wordt ook hun weerstand tegen de hulp die hun in het hiernamaals steeds weer geboden wordt minder, en het opgeven van die weerstand is reeds het begin van vooruitgang. Want met iedere opwelling van zo'n ziel wordt rekening gehouden en er wordt haar een klein lichtje geschonken dat haar verblijdt en haar verlangen ernaar vergroot. De zielen in het hiernamaals moeten de weg naar Mij vinden, als zij Mij op aarde nog niet gevonden hebben. En u mensen kunt daar veel toe bijdragen als u vaker denkt aan die zielen die in nood zijn, wanneer u iedere ziel die uw gedachten binnendringt steeds weer erop wijst zich aan Mij toe te vertrouwen, aan de goddelijke Verlosser Jezus Christus, die alleen haar zalig kan maken.
Uw liefdevolle gedachten die naar deze zielen uitgaan, zijn als lichtvonken die vreugde in hen opwekken en waar zij altijd acht op slaan en waar zij op toesnellen. Op aarde hielden zij zich ver van ieder geestelijk onderricht. Zij leefden alleen hun aardse leven en zo gingen ze na hun dood geheel zonder geestelijke goederen het rijk hierna binnen. Nu moeten zij zich in vrije wil eerst geestelijke goederen verschaffen. Ze mogen geen weerstand bieden als hun in liefde het evangelie uiteengezet wordt en ze moeten dit ook in liefde doorgeven aan degenen die er net zo aan toe zijn als zij en die hun toestand graag willen verbeteren. Zodra u mensen zich over deze zielen ontfermt, zijn ze niet verloren. Uw gedachten zullen hen altijd tot u trekken en ze zullen door u in ontvangst kunnen nemen wat ze tot nog toe afwezen, maar nu als een weldaad ervaren omdat uw liefde het hun doet toekomen. Want de liefde is een kracht die niet zonder uitwerking blijft.
Denk vaak aan deze zielen die nog in de duisternis smachten, die de weg naar Mij in Jezus nog niet gevonden hebben. Toon hun de weg en maak hen vertrouwd met het evangelie en u zult zegenrijke verlossingsarbeid verrichten dat zeer belangrijk is, in het bijzonder in de eindtijd, want dan moeten nog veel zielen zich bevrijden uit de diepte, opdat zij niet aan een hernieuwde kluistering ten offer vallen wanneer het einde gekomen is.
Amen |