BD.7811
30 januari 1961
Heb elkander lief!
Eén wet geldt voor u allen, dat u elkander liefhebt
en daardoor ook uw saamhorigheid met Mij bewijst. En al komen gedachten
in u op dat u met de medemens die u moet liefhebben geen innerlijke band
hebt, dan moet u toch aan zijn ziel denken die zich nog in de kluistering
van het lichaam bevindt en u moet er aan denken dat ook deze ziel mijn
eigendom is, zelfs als haar wil nog tegen Mij gekeerd is.
Want u bent allen mijn kinderen en u moet daarom de medemens als uw broeder
of zuster beschouwen en samen naar de Vader streven. De liefde moet u
samenbinden, dan getuigt u dat u allen kinderen van één
Vader bent. En deze liefde moet u afhouden van iedere verdachtmaking of
veroordeling van uw naaste. De liefde moet u al zijn gebreken en zwakheden
laten verdragen, u moet er slechts steeds aan denken dat zijn ziel nog
een lage graad van rijpheid kan hebben en dat hij daarom zo handelt zoals
hij doet, ook als het u mishaagt.
U mag geen scherp oordeel vellen, want dan geeft u Mij aanleiding u op
gelijke wijze te veroordelen, want niemand onder u is zonder gebreken,
u hebt allen nog niet die graad van voltooiing van uw ziel bereikt die
zwakheden en gebreken uitsluit. En toch verdraag Ik u in overgrote liefde
en geduld en spreek geen hard oordeel over u uit.
En daarom heb Ik u dat gebod gegeven: Heb uw naaste lief als uzelf. Als
u dit gebod van de naastenliefde vervult, dan spreidt u ook een sluier
van barmhartigheid over diens fouten en zwakheden, u probeert hem alleen
maar hulp te bieden en u zult zeker wederliefde in hem opwekken - als
u hem uw liefde laat voelen.
Ik spreek met deze woorden u allen aan die geneigd bent de fouten van
uw naaste aan het licht te brengen, want u bewijst daardoor uw eigen liefdeloosheid
en u hebt derhalve geen recht te oordelen over uw naaste. U bezondigt
u daardoor zelf, want u gaat voorbij aan het gebod van de liefde. Wilt
u dus mijn kinderen zijn, dan moet u ook uw best doen de wil van uw Vader
te vervullen, en die wil zal altijd zijn, dat u elkander bemint. Anders
behoort u tot mijn tegenstander, die zonder enige liefde is en u steeds
probeert te beïnvloeden om tegen de wet van de liefde te handelen.
En hebt u uw broeder lief als u zich aan hem ergert - als u zijn fouten
en zwakheden naar voren brengt, als u een hard oordeel over hem uitspreekt?
U moet hem leren verdragen wat zijn zwakheden betreft en hem helpen, dan
handelt u volgens mijn wil en uw handelwijze zal u ook zegen opleveren.
U zult zijn vriendschap winnen en ook zijn wezen zal vervuld zijn met
liefde tegenover u, want liefde wekt wederliefde op en dan levert u ook
het bewijs dat u kinderen van één Vader bent, wiens Wezen pure liefde
is. En dan zal ook mijn liefde u steeds inniger omvatten, en uw harten
zullen steeds gewilliger worden lief te hebben, zodat ze hun liefde doorgeven
aan de naaste en u nu waarlijk mijn ware kinderen bent - zoals het mijn wil is.
Amen |