Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7764
4 en 5 december 1960

De laatste woorden van Jezus aan het kruis

Ik wil u altijd geven wat u begeert. U zult alleen maar op de stem in u acht hoeven te slaan en die zal u naar waarheid onderrichten, omdat Ik wil dat u vast in de waarheid staat en een duidelijk beeld verkrijgt: mijn kruisdood heeft u mensen verlossing gebracht, hij heeft uw vroegere zondenschuld teniet gedaan. Ik heb als mens Jezus de grootste kwellingen op Me genomen en het bitterste sterven was mijn lot. Doch daar Ik als "God" niet kon lijden, betrok Ik een menselijk omhulsel dat in staat was te lijden en ook de wil opbracht voor Zijn medemensen te lijden om mijn gerechtigheid genoegdoening te schenken, om voor Zijn gevallen broeders de weg naar Mij vrij te maken. Maar het was diens vrije wil. Hij werd niet door de Godheid die in Hem was gedreven tot Zijn offer dat Hij Mij brengen wilde, ofschoon de Liefde, die Ik zelf was, reden geweest is, dat Hij deze wil opbracht. Maar Ik zelf oefen geen enkele dwang uit op de wil van een mens en mijn liefde dwingt ook niet. Maar wie de liefde heeft, kan niet anders dan ze laten uitstralen. En zo ook straalde de mens Jezus de liefde uit en daarmee wilde Hij de mensheid alleen maar gelukkig maken. Dus wilde Hij ook steeds alleen datgene, wat de medemensen hielp zalig te worden. De wil van de mens Jezus was vrij. Maar Hij had zich geheel aan Mij en mijn wil ondergeschikt gemaakt. En zo kwam het, dat Zijn wil niet anders gericht kon zijn dan de mijne. Want de liefde in Hem was zo sterk, dat ze zich had verenigd met de eeuwige Liefde, die Ik zelf was. Dus was Ik zelf in Hem en Ik zelf volbracht in Hem het verlossingswerk.

En toch moest de mens Jezus de laatste beslissing zelf treffen, toen Hij de zwaarste gang aanvaardde, de weg naar het kruis. En ofschoon Ik als de eeuwige Liefde in Hem was, trok mijn geest die God is, zich terug, dat wil zeggen de liefde, de geest, dwong Hem niet zo te handelen. Hij hield zich stil en liet de mens Jezus schijnbaar alleen in Zijn worsteling. En dit was het zwaarste, dat de mens Jezus zich alleen voelde in Zijn nood en toch de weg ging tot het einde. Hij was niet alleen, want eeuwig zou Ik Me niet kunnen scheiden van Hem, die met Mij één was geworden. Maar Ik uitte Me niet meer, omdat een overgroot menselijk lijden en gemarteld worden nodig was om de mensheid te bevrijden van de oer-schuld die de mens Jezus bereidwillig op zich nam. En daarom is het zoenoffer een werk van de barmhartigste liefde geweest, dat ooit op aarde werd volbracht. En deze martelingen hielden aan tot Zijn dood aan het kruis en deden Hem de woorden uitroepen: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Me verlaten?" Ik was in Hem, maar Ik uitte Me niet. Maar het was alleen nog het lichaam dat leed, tot Zijn ziel Mij herkende, toen Hij riep "Het is volbracht" en "Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest".

Het lichaam had geleden tot en met het einde en Ik moest Me in deze uren terugtrekken, daar anders Zijn al vergeestelijkte ziel ook het lichaam ongevoelig zou hebben gemaakt voor pijn, omdat de geest uit Mij niet lijden kan. En de mens Jezus had de vergeestelijking van ziel en lichaam al bereikt door Zijn levenswandel op aarde. Maar de zin en het doel van Zijn gang over de aarde was het delgen van de zondenschuld, dat alleen door een ontzaglijk grote mate van lijden mogelijk was. Daarom dus, dat de Godheid terug trad en de "mens" Jezus overliet aan Zijn beulen, die in opdracht van mijn tegenstander waarlijk het schandelijkste werk uitvoerden, omdat Jezus het zelf zo wilde. Want Zijn ziel had zich zelf aangeboden om naar de aarde af te dalen, om voor Zijn gevallen broeders het zoenoffer te brengen, vlees aan te nemen om juist dat onmetelijke lijden en gemarteld worden op zich te nemen, omdat alleen een mens in staat was te lijden. En Ik nam het offer aan, want de liefde bracht het, die nooit mag worden geweerd. En de liefde bleef in Hem tot aan Zijn dood, al liet ze ook haar kracht niet meer voelen. Dus moest Ik zelf ook in Hem zijn geweest, ook wanneer Ik Me stilhield, opdat het verlossingswerk zijn bekroning beleefde: dat een mens zich liet kruisigen voor Zijn medemensen, dat Hij waarlijk een offer bracht dat Ik als werk van verzoening aannam voor de zondenschuld van de hele mensheid. Geen goddelijke kracht heeft Hem het offer lichter gemaakt, omdat de Liefde zelf zich stilhield, ofschoon Ze totaal van de mens Jezus bezit had genomen.

En dit is ook een mysterie dat u mensen nog niet zult kunnen begrijpen. Het was het diepste leed dat de mens Jezus moest doormaken: zich alleen en verlaten te voelen. En juist dit leed heeft de schuld teniet gedaan, die ieder wezen op zich had geladen toen het Mij verliet, die hen allen mijn hele liefde schonk, die ze afwezen. De mens Jezus moest door dit bovenmate grote leed heengaan en daarom waren zijn woorden: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" Maar u mensen zult nooit de grootte van het verlossingswerk kunnen beseffen, zolang u op aarde bent. Maar eens zullen u de schellen van de ogen vallen en u zult Mij loven en prijzen zonder ophouden. Want dit werk van verlossing gold u allen. U allen moogt deelnemen aan de genaden van het werk van verlossing en voor u allen werd de weg naar Mij vrij door het werk van verlossing.

Amen