BD.7755
25 november 1960
De twijfel aan de waarheid van de voorspellingen
Ook in u die Mij zult willen dienen, komen vaak gedachten
van twijfel boven wanneer u zult moeten getuigen van het dichtbij zijnde
einde. U bent wel van goede wil te geloven en ook de samenhang is voor
u duidelijk, zodat u een einde van deze aarde voor mogelijk houdt. Toch
bent u er niet volledig van overtuigd, omdat u niet in staat bent voor
zo'n gebeuren nog iets dergelijks aan te voeren omdat ook door overleveringen
nog niet bericht is van een zodanig gebeuren dat de vernietiging van alle
scheppingen op de aarde met zich meebracht. En dat moet zo wezen dat u
niets dergelijks bekend is, opdat er in de laatste tijd geen dwang van
de wil bestaat, opdat de mensen vrij kunnen beslissen aan welke Heer of
heer ze zich overgeven.
En u mijn dienaren die zult willen arbeiden voor Mij en mijn rijk, u moet
u steeds alleen vasthouden aan mijn woord, u moet geloven dat mijn woord
waarheid is en dat Ik u geenszins door de geest een weten doe toekomen
dat niet beantwoordt aan de waarheid. U moet volledig overtuigd geloven
en u zult dit ook kunnen, wanneer u maar het voornemen hebt geen dwaling
te verbreiden en dus Mij zelf vraagt u te beschermen tegen dwaling. Want
dan laat Ik u waarlijk noch verkeerd denken, noch verkeerd spreken. Maar
u zult u wederom van binnen uit gedrongen voelen de u door Mij toegestuurde
voorspellingen door te geven, u zult het als plicht gevoelen erover te
spreken en Ik zelf zal u de opdracht in het hart leggen te spreken wat
Ik zelf zou zeggen wanneer Ik onder de mensen verbleef en hen rechtstreeks
zou kunnen toespreken. Wees niet bang dat u onwaarheden vertelt zolang
u bereid bent Mij te dienen, om als mijn knechten in de wijngaard des
Heren werkzaam te zijn. Want zou het een dwaling zijn die u wilde verbreiden
dan zou u heel zeker een duidelijke afweer in u bemerken en zwijgen.
Maar Ik wil dat de mensen te weten moeten komen wat hen wacht en welk
gebeuren ze tegemoet gaan, want ze mogen niet ongewaarschuwd blijven,
ze moeten de mogelijkheid krijgen zich erop voor te bereiden. Van wereldse
zijde uit zullen ze echter steeds het tegendeel horen, want de wereld
is het rijk van mijn tegenstander en mijn tegenstander tracht altijd zo
op de mensen in te werken dat ze aards gewin, aardse vooruitgang en een
aards luxueus leventje van de toekomst verwachten en niet denken aan hun
God en Schepper. Maar Ik wil dat ze op dit alles wat de wereld hun biedt,
geen acht slaan en alleen maar denken aan het heil van hun ziel. En daarom
moet u hun alles als vergankelijk voorstellen, u moet hun aankondigen
dat alles van hen wordt afgenomen en ze ook nog hun lichamelijk leven
kunnen verliezen, dat hun grote nood te wachten staat en ook geestelijke
nood in het hierna, wanneer ze uw aankondigingen niet als geloofwaardig
aannemen en zich daarop in stellen.
En daarom spoor Ik u mijn dienaren steeds weer aan de mensen de voorspellingen
mee te delen die Ik door mijn geest naar de aarde stuur, omdat de mensheid
in groot gevaar is als ze niet verandert voor het einde komt. Ik wil alle
mensen aanmanen en waarschuwen aan hun ziel te denken en het heil van
hun ziel niet op te offeren ter wille van aardse goederen. Want alles zal
vergaan wanneer de tijd vervuld is en de ziel zal alleen bezitten wat
ze zich heeft verworven aan geestelijk goed. Nog hebt u, mensen een korte
tijd van genade, waarin u zich nog geestelijke rijkdom zal kunnen verwerven,
maar de tijd is spoedig ten einde.
Amen |