BD.7736
2 november 1960
Over matigheid en kastijding
Wat u ook bewegen mag om in soberheid te leven - u mag daardoor
uw lichaam niet verzwakken, want dat gaf Ik u, opdat uw ziel daarin tot
rijpheid komt en u hebt de plicht om te zorgen voor het vat van uw ziel
zolang u op aarde leeft. U zult begrijpen dat een verzwakt lichaam niet
de taak kan vervullen die het door het lot werd toegewezen, en Ik wil
het waarlijk niet dat u uzelf ongeschikt maakt ook voor de arbeid die
u aards hebt te verrichten.
En ook uw geestelijke ontwikkeling maak Ik er niet van afhankelijk dat
u zich kastijdt, dat u het lichaam onthoudt wat het nodig heeft voor zijn
instandhouding, wat dient om het gehard te maken. In het aardse leven
worden eisen aan u gesteld die u moet nakomen om ook een bruikbaar lid
van de mensheid te zijn. En daartoe hebt u ook kracht nodig, die u steeds
weer vernieuwen moet door het lichaam spijs en drank te bezorgen in de
juiste hoeveelheid. Maar u moet de perken niet te buiten gaan, want dat
is waarlijk niet van nut voor u. Maar u moet ook het lichaam geen gebrek
laten lijden en het daardoor verzwakken, want zoiets wil Ik niet, die
u volgens de wetten der natuur geschapen heb, dus het lichaam niet voor
niets functies gaf die zijn leven ondersteunen, die ervoor zorgen zolang
het mijn wil is.
En u moet mijn wijsheid eerbiedigen die het menselijk lichaam precies
zo geschapen heeft als u het nodig hebt om voor uw ziel het opnamevat
te zijn waarin ze haar opgave op aarde moet vervullen om rijp te worden
voor het geestelijke rijk. Maar bovendien moet er op gelet worden dat
u zich houdt aan de natuurwetten, dat zowel een "teveel" alsook
een "te weinig" verkeerd is, dat u maat moet houden in alle
dingen, maar dat u niet door overmatig kastijden het lichaam ongeschikt
maakt voor zijn taak, zoals ook omgekeerd elk teveel uit de boze is en
de ziel geestelijke schade kan opleveren. En daarom : houd u eenvoudig
aan de natuurwetten en leef eenvoudig en bescheiden en steeds vragend
om mijn zegen. En niets zal u schade berokkenen, niets zal uw geestelijk
rijp worden beïnvloeden, uw lichaam zal niet voortijdig verzwakt
zijn en ook van zekere ziektes zult u verschoond blijven, wanneer u niet
tegen de natuurwetten zondigt - wanneer u ook uw lichaam een geestelijke
taak toekent en het helpt doordat u het gezond houdt en het niet ontneemt
wat het nodig heeft voor zijn bestaan.
En vraag er slechts om, dat u steeds de juiste maat inziet - dat de liefde
voor het lichaam niet groter is dan die voor de ziel - vraag erom dat
Ik het lichaam steeds de kracht geef zijn taak op aarde te verrichten.
En wanneer u zo uw best doet mijn wil binnen te gaan, dan zal ook geen
ziekte u meer schrik aanjagen, want dan weet u dat ook deze er alleen
maar voor zorgt lichaam en ziel te vergeestelijken. Maar probeer zo'n
vergeestelijking niet door kastijdingen te bereiken die in strijd zijn
met de natuurwetten, die ook een gezond lichaam ziek kunnen maken, wat
dan echter eigen schuld is. Overwin alle begeerten die niet dienen om
het lichaam in stand te houden, strijd ertegen, dan leeft u in de juiste
maat en uw ziel zal ook rijp kunnen worden. Doch in elke overdrijving
schuilt een nadeel voor de ziel omdat de mens door een zekere geestelijke
hoogmoed of eerzucht gedreven wordt om iets buitengewoons te presteren
ter wille van de rijpheid van zijn ziel. Maar zoals Ik het lichaam geschapen
heb, zo moet het u ook dienen. Het lichaam moet gegeven worden wat het
volgens de natuurwetten verlangt. Dan zal het ook zijn taak vervullen
als vat voor de zielom deze te helpen rijp te worden en het zal de tijd
goed besteden die het volgens mijn wil gesteld is op aarde.
Amen |