BD.7730
23 oktober 1960
Geestelijk overwicht is niet hetzelfde als geestelijke arrogantie
Het geestelijke overwicht moet niet worden verward met geestelijke
arrogantie. Wanneer Ik een mens binnenleid in de waarheid, wanneer hij
door mijn woord wordt onderricht om voor de medemensen een bruikbare leraar
te worden, dan mag deze ook overtuigd voor zijn weten uitkomen, omdat
het van Mij komt, en hij zal er dan ook zeker van kunnen zijn, dat hij
de zuivere waarheid heeft ontvangen en dat deze waarheid hogere waarde
heeft dan menselijke kennis die het verstand zich alleen maar heeft verworven
en die nooit garant staat voor de waarheid, wanneer mijn geest niet kon
werken.
Er kan dus nooit van geestelijke arrogantie worden gesproken wanneer het
er om gaat uit te komen voor de waarheid uit Mij, die de mens rechtstreeks
van Mij ontvangt. Elke terughoudendheid zou dan verkeerd zijn, wanneer
de mogelijkheid bestaat de mensen mijn geestelijke leringen te brengen.
U zult alleen niet de "paarlen voor de zwijnen" moeten gooien,
dat wil zeggen: daar spreken waar u duidelijk de geest van mijn tegenstander herkent,
omdat daar ook de waarheid niet als zodanig wordt ingezien en elk spreken
tevergeefs is.
Wie echter door mijn geest wordt onderricht, moet ook gewag maken van
het werkzaam zijn van mijn geest, en hij moet openlijk en vastberaden
optreden voor mijn woord. Hij zal dit ook kunnen, want zodra hij spreekt
voor Mij en mijn rijk, bedien Ik mezelf van hem en spreek door hem en
dan zult u waarlijk niet kunnen zeggen: er spreekt een arrogante geest
uit hem. Wie eenmaal door Mij met de waarheid bekend is gemaakt, heeft
ook zelf het inzicht, hij herkent elke samenhang en kan daar dus ook over
spreken. En wanneer hij zeker is van de waarheid van zijn weten, omdat
hij "door de geest" werd onderricht, zal hij ook zelfverzekerd
optreden en verkeerde opvattingen weerleggen, of goede opheldering kunnen
geven en dan kan hij niet arrogant worden genoemd, veeleer moet zijn geestelijk
overwicht worden ingezien en erkend, de waarheid die hij overbrengt moet
indruk maken op de toehoorder en hem ook de innerlijke zekerheid geven
dat Ik het zelf ben die door de mond van een mens tot hem spreekt. En
daar Ik op de hoogte ben van de wil van mijn lichtdragers, kan Ik ook mijn geestesgaven zo uitdelen dat ze ook worden gewaardeerd.
En Ik kies Mij daarom zelf mijn dienaren uit die de opdracht hebben de
zuivere waarheid verder te leiden. En wie van goede wil is, die herkent
de waarheid en neemt ze dankbaar in ontvangst, wie van goede wil is, wordt
met de dragers van de waarheid samengebracht, opdat ook hij met de waarheid
bekend wordt gemaakt naargelang zijn wil. En steeds zult u eraan moeten
denken dat Ik alleen de deemoedige mijn genade schenk, dat dus een mens
die arrogant van geest is, nooit of te nimmer de genadegave, door Mij
toegestuurd, zou kunnen ontvangen, omdat daartoe alleen een diep deemoedig
hart in staat is ze op te nemen, of u zou alles moeten verwerpen wat er
u wordt gebracht - wat u echter bij ernstig onderzoek niet zult kunnen
doen.
Geestelijk overwicht is alleen maar de algehele zekerheid vast te staan
in de waarheid en dit verlang Ik van mijn lichtdragers, daar ze anders
niet met volle overtuiging de waarheid uit Mij zouden kunnen uitdragen
tegenover hun medemensen. En het is noodzakelijk dat de mensen die in
duisternis van geest verkeren, licht wordt gebracht, het is nodig dat
hun de weg wordt verlicht die opwaarts leidt, want op donkere wegen komt
de mens niet vooruit, hij zal integendeel steeds verder afstevenen op
de diepte. Daarom zal Ik u steeds weer het licht doen toekomen en zalig
hij die het aanneemt, zalig hij die de weg gaat die hem in het licht van
de waarheid wordt getoond.
Amen |