BD.7709
26 september 1960
Gods liefde - De eindtijd
U allen moet aanspraak maken op mijn liefde. U moet weten
dat u een liefdevolle Vader hebt, die voor u zorgt en die u ook vreugden
bereidt, als die bevorderlijk zijn voor uw voltooiing.
Mijn liefde tot mijn kinderen kent geen grenzen, en allen die op Mij toesnellen,
die zelf willen dat Ik hun Vader ben, zijn mijn kinderen. Mijn liefde
zal nooit ophouden zich weg te schenken - en ze zal u alles geven wat
u lichamelijk en geestelijk nodig hebt. En het staat u dus zelf vrij van mijn vaderliefde gebruik te maken. U moet u slechts open stellen en u
door Mij laten aanspreken, en u zult dan beslist niet met lege handen
heengaan.
Want Ik heb u nog veel te zeggen omdat de tijd op haar einde loopt, en
omdat alles zo geschieden zal zoals het verkondigd is in woord en geschrift.
U moet dit ook aan uw medemensen vertellen, maar u zult niet vaak ontvankelijke
harten vinden die u aanhoren en geloven. Toch maakt de nood van deze tijd
het noodzakelijk gewag te maken van dat wat op korte termijn gebeuren
zal - en wie er dan gelooft die zal gered worden. Maar wie niet gelooft
en zich niet voorbereidt op het einde die zal ten onder gaan, dat wil zeggen: het
gericht zal hem overvallen als Ik mijn eeuwige ordening herstellen zal,
als het einde van deze aarde gekomen is.
Deze tijd gaat u, mensen met reuzenschreden tegemoet. En ook mijn liefde
kan dat einde niet tegenhouden, omdat mijn liefde al het geestelijke omvat
waartoe ook het nog gebonden geestelijke behoort dat zijn ontwikkelingsgang
nog moet beginnen of voortzetten. Dat nu de mensen merendeels falen en
hun aardse leven niet benutten om hun ziel te laten rijpen is hun eigen
schuld, hun vrije wil, die Mij daarom geen aanleiding kan geven om van mijn heilsplan af te zien en het nog niet verloste geestelijke aan zijn ellende
over te laten.
Maar Ik zal nog alles doen om de mensen bij te staan, dat zij een uitweg
vinden uit hun geestelijke nood. Ik zal steeds weer door u de mensen aanspreken
en hen wijzen op de tijd die voor hen ligt. Ik zal openlijk en in het
verborgene tot hen komen en zij zullen Mij ook kunnen herkennen, opdat
zij niet kunnen zeggen niet gewaarschuwd te zijn.
En wie dus Mij belijdt, wie probeert mijn wil te vervullen, die kan er
ook zeker van zijn dat hij tot de mijnen behoort, dat Ik hem liefde schenk
en dat Ik hem behoeden en verzorgen zal tot aan het einde van de wereld;
tot de strijd die de mensen nog te wachten staat, ten einde is: De geloofsstrijd,
die mijn tegenstander zal laten ontbranden. Want hij woedt tot het einde
toe onder de mijnen om hen nogmaals van Mij te laten afvallen. Want het
is zijn doel dat hij het geloof vernietigen wil dat nog sporadisch onder
de mensheid te vinden is.
Maar dit geloof is meestal ook nog echt zwak en daarom wil Ik het sterk
maken door mijn rechtstreekse aanspreken, opdat dit geloof overeind blijft
en onwankelbaar standhoudt - als mijn naam beleden moet worden voor de
wereld. Wie Ikzelf kan aanspreken, hetzij direct of ook door mijn dienaren,
die zal een levend geloof verkrijgen en geen bedreigingen zullen hem verschrikken,
omdat hij zijn Vader heeft herkend en Hem niet meer kan opgeven. Wie echter
geen levend geloof heeft, die zal Mij prijsgeven ter wille van de wereld
- en hij zal zijn leven aan mijn tegenstander verliezen, hij zal met alle
winden meewaaien.
En gezegend als hij zich nog aan u opricht, als hij zich door u laat onderwijzen
- en nog te elfder ure de weg tot Mij terugvindt. Want Ik wil ieder aannemen
die nog op het laatste ogenblik tot Mij komt, omdat Ik niet wil dat hij
verloren gaat, omdat Ik u allen het eeuwige leven wil schenken.
Daarom moet mijn woord nog ijveriger verspreid worden, daarom wil Ik u
steeds weer aanspreken. Ik wil zelf door u tot de mensen spreken die anders
hun hart niet vrijwillig voor Mij openen. Ja, u kunt in mijn plaats aankloppen.
En als Ik dan zelf kom en zij hun deur voor Mij openen, dan zal Ik ook
tot hen spreken en zij zullen zalig zijn. Want mijn liefde houdt nooit
op en wie Mij zelf liefde schenkt, die zal Ik duizendvoudig belonen. Ik
wil hem geestelijk en aards gelukkig maken. Want dan lijdt zijn ziel geen
schade meer, dan is zij Mij toegedaan en zij zal dan ook voor eeuwig de
band met Mij niet meer kunnen verbreken, want haar liefde behoort Mij
toe en wordt daarom door Mij op zijn innigst beantwoord - en zij zal daardoor
voor eeuwig zalig zijn en blijven.
Amen |