BD.7673
14 augustus 1960
Waarschuwing voor het omgaan met de wereld van gene zijde
Dit is mijn wil, dat u zich tot Mij zult wenden in innig gebed,
voor u zich met geestelijke wezens in verbinding stelt. Want van dit innige
gebed tot Mij hangt het af, of de band met de geestenwereld zegenrijk
voor u is. Het innige gebed tot Mij beschermt u tegen zulke wezens, die
niet in staat zijn u voordeel te bieden, omdat ze zelf nog niet in het
licht staan. Maar u weet het niet zelf, of de zielen van de gestorvenen,
die u roept, al het lichtrijk zijn binnengegaan, want zelfs wanneer ze
het u verzekeren, weet u niet of hun uitspraken geloofwaardig zijn. En
daarom moet u met alle voorzichtigheid aan zulke betrekkingen met de geestelijke
wereld beginnen, want u zult zelf al in een geestelijke sfeer moeten zijn,
die al het kwade van u wegdringt, zodat het niet dichterbij u kan komen
en u alleen door lichtwezens verzorgd en onderricht zult worden.
De omgang met de zielen van gestorvenen is altijd een groot gevaar, omdat
u mensen niet weet in welke sfeer ze zich bevinden. Weliswaar wordt u
een dergelijke omgang niet als zonde aangerekend, wanneer de liefde voor
die zielen u ertoe aanzet, maar uzelf verkrijgt niets. U zult eerder kunnen
verliezen, wanneer u daardoor zelf in duistere sferen terecht komt en
onjuiste leringen of mededelingen zult ontvangen, die uw ziel niet tot
heil strekken. En daarom waarschuw Ik u nadrukkelijk voor een dergelijke
omgang met de geestelijke wereld, ter wille van uzelf. Wat u ook vanuit
deze wereld verteld wordt, het zal nooit aan diepte en wijsheid mijn woord
kunnen evenaren, dat mijn liefde aan u mensen overbrengt van boven en
dat u door boden van het licht wordt toegevoerd, wanneer u zelf het niet
rechtstreeks van Mij zult kunnen ontvangen.
Ik zelf wil uw Vriend en Leraar zijn, uw Broeder, met wie u te allen tijde
van gedachten zult kunnen wisselen bij elke vraag, of ze aards of geestelijk
van aard is. En Ik zal u altijd antwoord geven als u zulks verlangt. Ik
zal u onderrichten, dat u naar Jezus Christus uw schreden zult moeten
richten om gelukzalig te worden. En dus moet u zelf ook de zielen van
de gestorvenen in kennis stellen van Hem en ze in gedachten wijzen op
Hem, die uw aller Verlosser is van zonde en dood. Want ook deze zielen
moeten eerst de weg naar Hem hebben gevonden, om in het lichtrijk te kunnen
worden opgenomen. En u zult deze zielen geen grotere dienst van liefde
kunnen bewijzen, dan hen in gedachten het evangelie te verkondigen, de
goddelijke leer van de liefde, die Ik zelf in de mens Jezus op aarde heb
gepredikt, om hen de weg te tonen, die weer naar Mij terugvoert in het
vaderhuis. U zult deze zielen van de gestorvenen moeten willen helpen.
U zult aan hen moeten geven, maar u niet door hen laten onderrichten,
om het even op welke manier.
Van Mij uit is u het weten over de toekomst onthouden, dus moet u hun
ook geen vragen van deze aard stellen. Maar geestelijk weten moet u steeds
verlangen, doch dit kunnen ook die zielen niet geven. Maar wel zult u
zich altijd tot Jezus Christus kunnen wenden, de goddelijke Leermeester.
En Deze zal u liefdevol opheldering geven en Hij zal u steeds naar zich
zelf roepen, dat u Hem zult vragen om vergeving van de zonde, dat u Hem
zult navolgen, om door Hem zelf te worden binnengeleid in het rijk van
licht en gelukzaligheid. Maar zonder Hem zult u niet gelukzalig kunnen
worden, dat moet u ter harte nemen. En wanneer het nu uw wil is, in mijn wil te leven, dan zult u ook alles doen, wat Jezus op aarde heeft onderricht,
wat Hij in Zijn geboden van de liefde tot God en de naaste tot uitdrukking
bracht. U zult dan zelf in liefde leven en inzien waar licht is. U zult
dan ook in staat zijn, de waarde van geestelijke overdracht te onderkennen
en u zult er naar streven, alleen met die geestelijke wereld in contact
te komen, die vol van licht is en u nu ook heldere onderrichtingen kan
overbrengen. Want steeds bent u het zelf, die de graad van het licht bepaalt,
waarin u zich bevindt. Maar laat u dat gezegd zijn, dat de omgang met
een geestenwereld gevaarlijk is, waarvan u niet weet in welke graad van
rijpheid de zielen, die u raadpleegt, zich bevinden. Laat het u steeds
gezegd zijn, dat u aan die zielen moet geven, want zij allen zullen uw
voorspraak nodig hebben om omhoog te klimmen, die u dus in liefde die
zielen zult moeten schenken tot hun en ook tot uw zielenheil. En dan zal
u worden toegemeten, zoals u zelf uitmeet.
Amen |