BD.7669
8 augustus 1960
De ziel gaat bewust de belichaming aan
U aanvaardt uw weg over de aarde, volkomen bewust van wat u te wachten staat, en u geeft vrijwillig uw toestemming. Maar de herinnering hieraan wordt u ontnomen, anders zou uw gang over de aarde onder een zekere dwang plaatsvinden, wat echter voor het rijpen van uw ziel niet bevorderlijk zou zijn. U moet daarom tijdens uw aardse leven niet klagen over de een of andere lotsbeschikking, want zij zijn alle slechts middelen, die u moeten helpen de zielen tot rijpheid te laten komen en die bij de juiste instelling ook tot volkomenheid leiden. Dus moet uw wil juist gericht zijn, en daaruit bestaat de aardse levensbeproeving, met welk doel u op aarde verblijft.
Wanneer u zich als mens belichaamt, dan lijken u alle hindernissen gemakkelijk te overwinnen. En u neemt ze graag op u, omdat u inziet dat dit de laatste belichaming in een gedaante is, dat u daarna in alle vrijheid zult kunnen leven, wanneer u de aardse levensweg hebt afgelegd. En het is u ook mogelijk door dit aardse leven vrij te worden uit de vorm wanneer u altijd Gods ondersteuning vraagt. Dan bewijst de ziel dat ze haar aardse levensdoel wil vervullen. Ze bewijst dat ze God erkent en ze verlangt ook naar Hem, anders zou ze Hem niet aanroepen om Zijn hulp.
En ook de zwaarste slagen van het noodlot zal de ziel nu kunnen overwinnen. Deze zal ze nooit alleen hoeven te dragen, maar ze zal veel geestelijke bijstand ervaren, zodat haar aardse leven ook altijd weer verlichting vertonen zal en ze steeds rijper uit iedere beproeving tevoorschijn komt. Doch zonder zulke beproevingen kan ze niet omhoog klimmen in haar ontwikkeling. Deze kennis wordt haar gegeven vóór haar belichaming als mens, en ze weigert ook niet de aardse levensweg aan te gaan. Zou haar deze herinnering gelaten blijven, dan zouden haar willen en handelen niet vrij zijn. Ze zou steeds onder dwang handelen en ook uit vrees voor het komende, zelfs als haar geen volledige duidelijkheid en kennis daarover geschonken werd.
Maar als mens moet u weten, dat u vrijwillig uw aardse lot op u genomen hebt, en dit weten moet u in zoverre geruststellen, dat u er altijd aan zult moeten denken, dat u het gehele vrij worden uit de gedaante mogelijk is, hoe ook uw aardse levensweg bepaald is. U moet weten, dat u altijd geestelijke ondersteuning mag ondervinden, dat God zelf wil dat u tot Hem terugkeert en dat Hij naar u verlangt en dus ook alles zal doen om u de terugkeer gemakkelijker te maken en dat u daarom ook niets hoeft te vrezen, wat voor lotsbeschikking u ook overkomt. Want met Zijn hulp zult u alles kunnen overwinnen. Met Zijn hulp lukt het u meester te worden over Zijn tegenstander, die u nog geboeid houdt. Want deze heeft geen macht meer over u, wanneer u naar God verlangt, die uw aller Vader is. Die in Jezus Christus de strijd heeft gevoerd tegen Zijn en uw vijand en die hem aldus ook overwonnen heeft. En bij Hem hoeft u alleen maar steeds om kracht te vragen. Hij zal u te allen tijde bijstaan, Hij zal u zelf van kracht voorzien als het erom gaat de levensweg met goed gevolg af te leggen, als het erom gaat alle moeilijkheden te boven komen, welke beproeving u ook is opgelegd, opdat u nog op aarde tot rijpheid komt, zodat u vrij wordt uit iedere gedaante en als vrij schepsel zult kunnen binnengaan in het geestelijke rijk.
Amen |