BD.7650
18 juli 1960
Uit het vuur van de liefde straalt het licht van de wijsheid
Alleen de liefde is de sleutel tot wijsheid en het zal moeilijk zijn de dwaling te scheiden van de waarheid voor diegene die de liefde niet heeft, want hij zelf bevindt zich buiten de waarheid en hij kan deze niet herkennen. Het zal echter weer mogelijk zijn tot de waarheid te geraken, wanneer daartoe een ernstige wil voorhanden is en wanneer de mens op de hoogte is van de uitwerking van de liefde. De liefde is het licht zelf en een hart dat gewillig is lief te hebben, wordt door het innerlijke licht verlicht. Want de liefde wekt de geest tot leven, die, daar hij een deeltje is van de geest van de Vader van eeuwigheid, ook alle wijsheid in zich draagt en deze nu van binnen uit op de mens kan overdragen.
Het vuur van de liefde straalt het licht van de wijsheid uit. Als u mensen deze diepe waarheid toch zou kunnen begrijpen, dat er geen weten volgens de waarheid, dus wijsheid kan bestaan wanneer de liefde in het hart van de mens niet is ontvlamd. Want alleen waar liefde is, kan de mens binnendringen in de diepste diepten van de goddelijke wijsheid. En dan zal hij ook het weten van zijn medemens veruit overtreffen, omdat hij, wanneer hij de liefde in zich heeft, God zelf in zich draagt en nu door Hem kan worden ingeleid in alle waarheid.
De mens zou zich er altijd van bewust moeten blijven dat hij in zichzelf alle waarheid draagt, dat hij in zijn oertoestand zich in het helderste licht heeft bevonden en dus ten volle het inzicht had en dat dit licht alleen maar bedolven werd door zijn zondeval, maar te allen tijde weer de oppervlakte kan bereiken, wanneer hij vrij is van zijn zondeschuld, wanneer hij verlost is door Jezus Christus en nu door een leven in liefde de geest in zich heeft laten ontwaken. En dan zal hij ook dwaling van waarheid kunnen onderscheiden. Hij zal een wijs oordeel kunnen vellen, zodra er zich geschilpunten voordoen die een geestelijk weten betreffen. En naar deze moet aandachtig worden geluisterd als het er om gaat te onderzoeken of een geestelijke lering volgens de waarheid is.
Maar er zullen veel mensen uit eigen beweging beweren hun geest tot ontwaken gebracht te hebben. Veel mensen zullen zich tot de gewekten van geest rekenen en men zal van elkaar afwijkende opvattingen als waarheid verdedigen, die echter nooit de waarheid uit God kunnen zijn wanneer ze van elkaar afwijken. En de mensen zelf kunnen van hun medemens de graad van liefde ook niet beoordelen en dan is er maar een uitweg: tot God zelf te gaan, die zelf de eeuwige Waarheid is, en Hem om opheldering te vragen. Want dit moet u gezegd worden, dat ook de tegenstander van God zich kan camoufleren onder de dekmantel van de liefde, maar dat dan niet van onbaatzuchtige naastenliefde gesproken kan worden. Integendeel, er wordt aan liefde gedaan ter wille van een zeker voordeel, waarvan de medemens meestal niets merkt. Maar dit gevaar bestaat en dan kan niet van overdracht van de waarheid, van de "wijsheid", gesproken worden, van het licht dat uit het vuur van de liefde straalt.
Daarom moet u mensen onderzoek verrichten, en u niet op een dwaalspoor laten leiden door leren waarvan u denkt dat u ze moeilijk kunt aannemen. Dan wordt u innerlijk gewaarschuwd. Want wie de waarheid verlangt, hoeft niet te vrezen een prooi te worden van de dwaling. Hij zal een juist gevoel van weerstand hebben wanneer hem soms geestelijke leringen worden aangeboden en hij zal ook onderkennen wanneer de tegenstander heeft ingegrepen en waar hij tussenbeide kan komen. En hij moet zich alleen maar des te inniger met God verbinden en Hem vragen om bescherming tegen dwaling en om een juist inzicht. En zijn denken zal juist zijn, hij zal zich niet vergissen in zijn oordeel.
Amen |