BD.7624
17 juni 1960
Godsbewijzen van velerlei aard
Het zal u van mijn kant uit gemakkelijk worden gemaakt om
te geloven als u maar gewillig bent, want Ik geef u zo duidelijke bewijzen
van mijzelf en mijn werkzaam zijn, dat u Mij kunt onderkennen en dus uw
geloof een overtuigend geloof zou kunnen zijn. Ik bewijs mijzelf aan u
door de schepping, door alles wat u omgeeft. En Ik bewijs mijzelf aan
u door mijn spreken tot u, dat voor u van boven weerklinkt en dat aan
al de mensen wordt toegezonden die bereid zijn te geloven. Want eerst
moet de wil daartoe aanwezig zijn, dan zal de mens ook kunnen geloven.
De goede wil opent hem oog, oor en hart - en hij zal dan bewijs na bewijs
van mijn bestaan kunnen zien, horen of ondervinden, omdat Ikzelf Mij aan
een mens van goede wil openbaar, omdat Ik dichter bij hem kom en Mij aan
hem bekend maak. Dus zal geen mens kunnen zeggen dat het hem onmogelijk
is te geloven, want dan ontbreekt hem alleen de bereidwilligheid, en geen
mens kan tot geloven gedwongen worden. Zijn wil is dan nog totaal weerspannig
tegen Mij, want het loochenen van een Godheid is het bewijs dat de mens
nog geheel in de ban gevangen zit van de oerzonde, dat hij zijn vroegere
weerstand tegen Mij nog niet heeft opgegeven - en dan kan zijn wil ook
niet met geweld gebroken worden.
En toch tracht Ik gedurende het aardse leven steeds zijn wil te winnen
doordat Ik Mij steeds weer op de meest uiteenlopende manieren aan hem
openbaar, zodat hij Mij altijd herkennen kan als hij maar zijn wil verandert.
Het geloof in Mij kan door ieder mens worden verkregen want hij staat
midden in mijn schepping en de werken der natuur spreken hem steeds weer
aan, waarover hij dan slechts hoeft na te denken.
De van Mij afgekeerde wil zal weliswaar steeds naar andere verklaringen
voor de wonderen van de schepping zoeken, dan het bestaan van een wezenlijke
Schepper van eeuwigheid. Zodra echter de eigen wil terugtreedt kunnen
in hem ook andere gedachten opkomen. Dan kan hij het voor mogelijk houden
dat er een boven alles staande Macht, Schepper en Bestuurder is. En Ik
zal steeds zo op die mens inwerken dat hij dit inzicht verkrijgt.
In de laatste tijd voor het einde van deze aarde is het geloof bijna geheel
verloren gegaan en ook mijn nieuwe openbaringen richten niet veel uit
- juist vanwege de vrije wil van de mensen, die niet gedwongen kan worden.
Maar toch laat Ik niet na de mensen van boven af toe te spreken, want mijn woord heeft de kracht het denken van de mens te veranderen als hij
het in zich door laat werken. Want ook dat komt voor, dat geheel ongelovige
mensen mijn woord horen of lezen en zich daardoor aangeraakt voelen, ofschoon
dat slechts zelden het geval is.
Maar voor Mij is iedere ziel van belang en daarom laat Ik niet na om iedere
afzonderlijke ziel te werven. Ik zet ook door middel van het noodlot die
mensen de voet dwars die niet willen geloven, doordat Ik hen in noodsituaties
laat belanden waarin ze zich tot een oppermachtig Wezen kunnen wenden
om hulp. Maar Ik moet hun wil steeds volkomen vrij laten en Ik kan dus
altijd alleen maar proberen op deze wil in te werken, wat mijn liefde
en erbarmen ook ononderbroken doen zolang de mens op aarde leeft.
Amen |