BD.7547
13 maart 1960
God is een welwillende, barmhartige Rechter
Steeds weer wordt u gewezen op mijn oneindige liefde en barmhartigheid
en daarom moet iedere zondaar zonder vrees tot Mij komen en Mij om vergeving
van de schuld van zijn zonden vragen. Ik ben als mens over de aarde gegaan,
Ik heb als mens alle zwakheden van mijn medemensen meegemaakt. Ik heb
er begrip voor gehad, omdat Ik zelf mens was. Ik kijk met overgrote liefde
neer op alle mensen die schuldig zijn en mijn barmhartigheid wil hen helpen.
Maar ze moeten zelf tot Mij komen en zich aan Mij toevertrouwen en daarom
moeten ze op de hoogte zijn van mijn liefde, opdat ze vertrouwen hebben
in Mij, die hen niet verdoem, maar integendeel hen helpen wil vrij te
worden van hun zonden. Want de zondaar is nog in de macht van mijn tegenstander,
hij is nog zijn prooi en hij zal daarom in zonde blijven zolang hij mijn
tegenstander nog niet ontvlucht is. Hij zal echter ook pas dan vrij van
hem worden als hij zijn toevlucht neemt tot Mij, opdat Ik hem help. En
hij zal pas dan zijn toevlucht nemen tot Mij als hij beseft heeft dat
Ik een welwillende, barmhartige Rechter ben, onder wiens macht hij zich
gewillig buigt.
Daarom moet u niet spreken van een God van toorn, van een onbarmhartige
rechter, die zonder genade veroordeelt wat zondig is geworden. Mijn liefde
en erbarmen kennen geen grenzen en al zouden uw zonden rood zijn als
bloed, dan wil Ik u wit wassen als sneeuw dat zult u kunnen geloven, want
u bent allen mijn schepselen, die uit mijn liefde bent voortgekomen en
van wie Ik zal houden tot in alle eeuwigheid. Alleen, u zult uw schuld
moeten inzien, u zult zelf moeten bekennen dat u schuldig bent en met
deze bekentenis tot Mij komen. En u zult Mij in Jezus Christus om vergeving
moeten vragen van uw schuld. Want voor deze schuld ben Ik aan het kruis
gestorven en heb ze dus teniet gedaan.
U zult steeds indachtig moeten zijn, dat Ik een God van liefde ben en
niet een God van toorn. Dat mijn gerechtigheid u weliswaar niet kan bedenken
met gelukzaligheid, moet u er steeds maar naar laten streven, zelf de
rechtvaardige schikking tot stand te brengen, die daarin bestaat dat u
uw schuld inziet en bekent - dat u Mij vraagt om vergeving om niet ten
prooi te vallen aan mijn rechtvaardigheid, die niet uitgeschakeld mag
worden, ondanks mijn overgrote liefde, omdat de gerechtigheid tot mijn
volmaakt Wezen hoort.
Maar daar Ik zelf de schuld heb uitgewist aan het kruis, hoeft u alleen
maar te willen dat Ik ook voor u mijn bloed mag hebben vergoten en u zult
dan ook een beroep kunnen doen op de genaden van mijn verlossingswerk.
U zult op een volledige vergeving van uw zonden kunnen rekenen omdat mijn
liefde ze heeft uitgewist. En Ik roep alle zondaars toe: "Kom tot
Mij, onder mijn kruis en werp uw zondelast af en u zult er vrij van worden,
omdat mijn liefde en barmhartigheid u een gelukzalig lot wil bereiden,
omdat Ik wil dat u naar Mij terug zult keren, van wie u eens bent uitgegaan".
Amen |