BD.7530
24 februari 1960
Bewust werken aan de ziel
Niemand moet er op rekenen dat hem nog lange tijd overblijft om aan zijn ziel te werken, want niemand weet wanneer zijn laatste uur gekomen is. De mens moet zo leven alsof elke dag de laatste is die hem beschoren is. Hij moet ijverig bezig zijn voor het heil van zijn ziel. Hij moet geen dag verloren laten gaan waarin hij niet een werk van liefde verricht heeft. Hij moet zijn naaste met raad en daad bijstaan, hij moet aan zijn God en Schepper denken en tegenover Hem de verhouding van een kind tot de vader tot stand brengen. Elke dag moet hij bidden tot zijn Vader en zich op Hem en zijn genade verlaten. Hij moet zich aan Hem toevertrouwen en Hem om Zijn bescherming en Zijn leiding vragen. Hij moet zich in gedachten verbinden met de lichtwereld, hij moet steeds alleen het goede willen en hij zal dan ook alleen dat doen wat in de wil van God besloten ligt.
De mens kan er veel toe bijdragen dat zijn ziel op aarde snel rijp wordt, wanneer hij maar bewust deze arbeid aan zijn ziel verricht, dat wil zeggen: zich altijd voor ogen houdt waarom hij op deze aarde is en dan steeds zo leeft zoals het beantwoordt aan Gods wil, wanneer hij de geboden van de liefde tot God en de naaste vervult. En hij kan dit elke dag realiseren wanneer het hem er maar om te doen is vooruit te gaan in zijn ontwikkeling, dus zijn leven op aarde in overeenstemming daarmee te leiden. Maar hij moet deze arbeid niet uitstellen, omdat hij niet weet hoe lang hij nog op aarde leeft. Het is hem niet gegeven hiervan op de hoogte te zijn, en zo is het goed, omdat hij anders in zijn willen niet vrij zou zijn. Maar hij raakt ook makkelijk in gevaar als hij lichtvaardig de arbeid aan zijn ziel voor zich uitschuift, er steeds op rekenend dat er nog tijd genoeg is om ernstig aan zijn ziel te denken.
Niemand weet wanneer zijn uur gekomen is - en dat kan u plotseling verrassen - en dan zult u het bitter berouwen wanneer u in het rijk hierna inziet wat u op aarde verzuimde. En veel mensen gaan totaal onvoorbereid het rijk hierna binnen, ze kunnen geen enkele geestelijke vooruitgang aantonen, ze hebben alles verzuimd wat hun deze vooruitgang zou hebben opgeleverd, ze hebben op aarde alleen voor hun lichaam geleefd, maar nooit aan de ziel gedacht, die alleen voortleeft na de dood van het aardse lichaam. Daarom moet ze ook de gevolgen dragen - te smachten in kwelling en duisternis, of in totale verlatenheid door eindeloze ruimten te dwalen, arm en ellendig en in grote nood. Nog leeft u op aarde en kunt u uw ziel dit verschrikkelijk lot besparen, maar u moet het leven benutten en elke dag en elk uur arbeid aan uw ziel verrichten, die voor u al kan bestaan in een geestelijk gerichte gedachte omdat dan ook lichtwezens u bijstaan en u steeds weer in geestelijk gebied proberen te trekken, wat hun ook lukt als u van goede wil bent.
Denk vaak aan het uur van de dood en steeds meer zult u ook de verschrikkingen van de dood overwinnen, want hoe meer u werkt aan uw ziel des te geringer zal de angst worden in u voor het uur van de dood, want dan bent u er op voorbereid - u leeft bewust en gaat ook bewust en zonder paniek het einde tegemoet dat u steeds weer wordt aangekondigd. Maar wee degenen die onverantwoordelijk van de ene dag in de andere leven, wee dezen wanneer de dag hen verrast die aan hun leven een einde maakt - wee degenen die nooit aan hun ziel dachten en alleen maar voor hun lichaam hebben gezorgd. Of ze vroegtijdig sterven of de dag van het einde meemaken, hun einde zal vreselijk zijn, want de ziel zal het lot moeten dragen dat de mens zelf haar op aarde heeft bereid.
Amen |