BD.7503
19 januari 1960
Voortijdige terugkeer van Lucifer
U zult ook steeds de waarheid toegestuurd krijgen, zoals Ik
het u heb beloofd. Ik zal u niet in onjuist denken laten, zodra het maar
uw wil is in de waarheid vast te staan. Het is een verkeerde opvatting,
te spreken van de terugkeer van mijn tegenstander Lucifer, die nog eeuwigheden
zal vergen, voordat hij zelf aan deze terugkeer naar Mij begint. Steeds
weer zeg Ik u, dat het met hem anders is gesteld dan met de van Mij eens
afgevallen wezens, die wel ook Mij hun liefde opzegden en zich vrijwillig
van Mij verwijderden en daarom zijn neergestort in de diepste duisternis.
Maar zij waren, ofschoon ook met vrije wil begiftigd, door hem beïnvloede
wezens, aan wie hij zelf zich als "god" voorstelde; hen dus
aanzette hem te volgen. En ze lieten zich verblinden door zijn licht en
zijn schoonheid, waarin hij steeds nog straalde, voordat zijn definitieve
scheiding van Mij plaatsvond.
Deze wezens zagen Mij niet en daarom volgden ze hem. Maar Lucifer zelf
onderkende Mij. Hij wist, dat hij uit Mij was voortgekomen, ook als hij
Mij niet kon zien. Hij zondigde heel bewust tegen Mij. Hij stelde zich
boven Mij en laadde daardoor een schuld op zich, waarvoor hij eeuwigheden
nodig heeft om die uit te boeten, omdat hij ook de weg niet gaat, die
Ik zelf voor het wezenlijke heb voorbereid. De weg door de scheppingen
van deze aarde, door de materie, omdat hij nog steeds als vrije geest
werkzaam is in negatieve zin, omdat hij als mijn tegenpool invloed uitoefent
op al het geestelijke, dat als mens belichaamd over de aarde gaat.
Zijn vrijheid is hem niet afgenomen, maar hij gebruikt ze verkeerd. Dezelfde
weg, waarover hij zich van Mij heeft verwijderd, moet hij ook weer afleggen
om bij Mij te geraken. En hij heeft zijn gemoed totaal niet veranderd.
En hij draagt Mij nog steeds haat en vijandschap toe, omdat hij zich gelijkwaardig
aan Mij voelt en Mij de kracht misgunt, die ook hij van Mij betrok, zolang
hij in liefde met Mij was verbonden. In zijn verkeerd denken ziet hij
in zijn aanhang de hele volheid van zijn kracht. En deze aanhang is zeer
groot en zal nog lang niet een gevoel van zwakte in hem boven laten komen.
Maar zolang is er ook niet aan een terugkeer van hem te denken, die nog
steeds gelooft Mij van mijn troon te kunnen stoten en zichzelf hierop
te verheffen. Maar dat ene is zeker, dat al het geestelijke zich al op
de weg van de terugkeer naar Mij zou bevinden, wanneer hij zelf deze weg
zou hebben aanvaard. Want wat hij doet, zullen ook onherroepelijk zijn
aanhangers doen, om welke reden deze opvatting verkeerd is, dat het alleen
zijn aanhang is, die dan werkzaam is in de laatste tijd.
Hij, Lucifer, is en blijft de vorst der duisternis. En hij verlaat zijn
rijk nog lang niet om het licht tegemoet te gaan. Hij zal nog vaak door
Mij moeten worden gebonden, wanneer zijn werkzaam zijn zich op een manier
uit, dat het gevaar bestaat, dat de mens elke mogelijkheid wordt ontnomen
de weg naar Mij te vinden, wat steeds aan het einde van een verlossingsperiode
zal gebeuren, waarin hem grote vrijheid wordt verleent, die hij ten volle
benut. Er zal een lange tijd vereist zijn tot de aanhang zich van hem
vrijmaakt. Maar geen seconde eerder geeft mijn tegenstander zijn weerstand
tegen Mij op, wat Ik voorzag sinds eeuwigheid. En Ik kon me zijn wil dienstbaar
maken voor mijn verlossingsplan, wat Ik echter nooit zou hebben gedaan,
wanneer er maar het geringste vooruitzicht zou bestaan van een wilsverandering,
die Mij de verloren Zoon terugbrengt.
Hij begint niet eerder aan de terugweg, dan wanneer hij verzwakt op de
grond zal liggen. En hij moet nu eerst mijn kracht voor zich afsmeken,
om op te staan en naar Mij te kunnen terugkeren. Maar dan zal hij ook
met open armen worden ontvangen, want mijn liefde kent geen einde. En
ook het allerdiepst gevallene wordt door mijn liefde aangestraald, tot
het weer de weg naar Mij terugvindt van waar het eens is weggegaan, tot
het weer in het vaderhuis komt en nu eeuwig onuitsprekelijk gelukzalig
is.
Amen |