BD.7502
18 januari 1960
Waarheid of dwaling
Ik ben de Heer, die in tijd en eeuwigheid regeert, aan wie
alles is onderworpen wat Zijn wil heeft geschapen en die alles stuurt
naar Zijn wil en wijze beoordeling. Ik ben uw God en Schepper van eeuwigheid, die als een Vader tot u spreekt, omdat u Zijn kinderen bent, die eens
aan Zijn zijde onmetelijk gelukzalig zullen zijn in het scheppen en werkzaam
zijn in vrijheid, licht en kracht.
Maar als uw Vader van eeuwigheid met u spreekt, zal Hij u echter ook in
alle waarheid onderwijzen, Hij zal u de waarheid leren kennen, Hij zal
rechtzetten wanneer u van buiten af valse geestelijke opvattingen worden
gebracht en Hij zal ook openlijk uit laten komen wat waarheid en wat dwaling
is. Want Ik ben de eeuwige Waarheid zelf en Ik duld niet dat die mensen
die waarheid begeren, de waarheid wordt onthouden of misvormd, zodat de
mens verkeert in een onjuist denken.
Maar mijn tegenstander heeft het zich tot principe gemaakt de strijd aan
te binden met de waarheid, omdat de waarheid Mij laat zien zoals Ik echt
ben, maar hij steeds maar weer wil verhinderen dat de mensen Mij werkelijk
leren herkennen en beminnen. Daarom tracht hij van Mij een vals beeld
te geven. Hij stelt Mij anders voor dan Ik ben en wil het de mensen moeilijk
maken op Mij aan te sturen en Mij als hun Vader lief te hebben. Zijn streven
is steeds de waarheid te ondermijnen, haar te vermengen met onjuiste opvattingen
en de mensen te hinderen bij het onderkennen van Mij zelf. En waar het
verlangen naar waarheid niet diep is, daar lukt het hem ook, maar waar
de mens de waarheid serieus begeert, wordt hij herkend. Want heel zeker
help Ik hen die wensen. Maar door predikingen kunnen ze toch gewezen worden
op hun geestelijke blindheid, omdat het toch soms mogelijk is dat hun
harten zich openen door zo'n prediking en de wil dan kan worden opgewekt
meer licht te ontvangen. Want anders dan door het doen toekomen van mijn
woord kan op zulke mensen niet worden ingewerkt, en ook dit kan nog vruchteloos
zijn, maar moet toch niet worden nagelaten, omdat de blinde eerst eens
moet ervaren dat hij blind is. Want wat bij tevoren nooit heeft gekend,
dat mist hij ook niet. En zo moet het licht aan ieder mens worden voorgehouden
en de weldaad van het licht moet hem duidelijk worden gemaakt. Er moet
hem gezegd worden wat andere mensen allemaal kunnen zien met hun gezonde
ogen en dat ook de mogelijkheid bestaat hem die gezonde ogen te geven
wanneer hij dit zelf wil, in de waarheid te wandelen, en Ik leid daarom
steeds weer het zuivere woord naar de aarde, waar het gevaar bestaat,
dat de waarheid wordt miskend, of waar mijn tegenstander al zoveel vaste
grond heeft gekregen dat zijn leugenwerk weerklank vindt.
Steeds zal het van de mensen zelf afhangen of ze in het bezit van de waarheid
komen, want steeds ligt het nu aan de graad van hun verlangen naar waarheid
dat deze hen ook onbedorven wordt toegezonden. Maar de tegenstander tracht
eveneens de mensen te bewegen zijn ideeën aan te nemen, waarvoor
hij zich, in de verblinding van zijn denken, inspant die onder de mensen
rond te strooien en dit hem ook lukt wanneer er werktuigen te vinden zijn
die hem dienen. Want het gaat om hun innerlijke houding tegenover Mij
of tegenover hem. Dit is doorslaggevend of Ik of mijn tegenstander zich
dan kan uiten. Nooit echter zal een werktuig dat voor Mij werkzaam is,
gelijktijdig door mijn tegenstander kunnen worden gebruikt, zoals omgekeerd
Ik me ook nooit van een werktuig bedien dat zijn wil aan mijn tegenstander
schonk en hem diende.
Voor de tegenstander zijn de beste doeleinden van het offensief de hoogmoed
en de geldingsdrang, en dan valt het hem makkelijk een mens aan te zetten
hem te dienen, omdat hij hem wijsmaakt dat Ik zelf hem voor een missie
uitverkoos. Maar dit zelfonderzoek moet een mens ook bij zichzelf
instellen om ook zeker te zijn van zijn taak, anders zou er geen dwaling
kunnen binnensluipen, die echter duidelijk tot uiting komt, wanneer het
resultaat mijn zuivere woord uit den hogen, dat Ik zelf naar de aarde
zend, weerspreekt, daar een rechtzetting steeds weer nodig is. Want de
aarde is door dwaling overspoeld; wat de mensen verdedigen als evangelie,
is doorspekt met dwaling. De waarheid wordt overal afgewezen, maar de
dwaling graag aangenomen, het denken van de mensen raakt in de war, er
is geen duidelijkheid meer, geen instemming, geen juist begrip, alles
wijkt af van de zuivere waarheid en wordt toch als waarheid verdedigd
door de mensen.
Maar de dwaling is ook in te zien door ieder mens die de wil heeft in
de zuivere waarheid vast te staan, omdat Ik deze zelf ter zijde sta, omdat
Ik, de eeuwige Waarheid, Mij aan ieder mens schenk die de waarheid begeert.
Maar diens goede wil is ook vereiste en steeds kan hij Mij om verlichting
van geest vragen en Ik zal zijn gebed verhoren.
Want de mens moet de verbanden kunnen inzien en dan zal hij ook weten
waar waarheid en waar dwaling te vinden is. Ik ben de Heer, Ik ben zelf
de waarheid Ik ben de liefde. Ik heb de macht alle mensen de waarheid
te doen toekomen, maar Ik dwing geen mens ze aan te nemen omdat het bezit
van de waarheid van de mens zelf afhangt, in hoeverre hij ze begeert en
er naar streeft, of er voor zichzelf om vraagt.
Maar dat mijn tegenstander niet zal aflaten tegen de waarheid te strijden
staat vast en moest u, mensen er steeds bedacht op laten zijn dat u zich
bewust alleen tot Mij moet wenden als u in de waarheid wandelen wilt.
Amen |