BD.7469
2 december 1959
Eindeloos lange val in de afgrond - Terugweg
Het werk van het terugvoeren gaat zijn gang volgens mijn heilsplan
van eeuwigheid. De ene fase na de andere moet worden afgelegd, geen enkele
fase kan willekeurig worden overgeslagen, alles gaat overeenkomstig mijn
eeuwige ordening, de terugkeer vindt precies zo plaats, als eens de afval
van Mij zich afgespeeld heeft, behalve dat deze val in een eindeloze leegte
plaatsvond, terwijl de terugkeer door scheppingswerken van allerlei aard
voortgang maakt en daarin dus de gang opwaarts gewaarborgd is, omdat mijn
wijsheid en mijn liefde dit als juist beschouwde.
Maar het duurt ook eeuwige tijden, voordat dit werk van het terugvoeren
beëindigd is, voordat het gevallen wezen als mens weer de aarde bewonen
mag, om de laatste stap naar voleinding te zetten. Het zijn eindeloze
tijden, die jullie mensen niet kunnen bevatten. De val in de diepte heeft
echter nog veel meer tijd gekost, als dit in tijd gemeten zou moeten worden.
Er was echter nog geen begrip van tijd en ruimte, want alles was eindeloos
voor het geestelijke, dat van Mij was afgevallen - omdat het door de steeds
groter wordende afstand van Mij, ook steeds doodser werd, dus de ontbrekende
kracht van de liefde zich als leegte en verlatenheid deed gevoelen, die
het tevoren nooit gekend had. En in deze toestand werd ook elk inzicht
minder, het denken werd verward, het wezenlijke was niet meer in staat,
voor zich zelf rekenschap af te leggen van wat er gebeurde, het werd steeds
donkerder om het wezen, totdat het zich niet meer bewust was van zichzelf
en in zijn substantie verhardde - tot alle levenskracht uit hem was geweken.
Toen pas ontfermde Ik me weer over hem. Toen pas liet Ik de schepping
ontstaan uit dit zich niet meer van zichzelf bewuste wezenlijke, wiens
geestelijke substantie zich dus verhard had en die Ik daarom omvormde
tot scheppingen van de meest verschillende aard. Dus de schepping was
door Mij eens als iets wezenlijks uitgestraalde kracht, die slechts omgevormd
was omwille van één doel: het dienstbaar zijn volgens mijn
wil, omdat het eertijds wilde heersen en door deze zonde in de diepe afgrond
gevallen is.
Het moest door te dienen weer opwaarts klimmen, weliswaar in zijn wil
gebonden, maar met de zekerheid, de eindeloos lange weg van de val in
de diepte te verkleinen. Het moest door te dienen in een toestand van
moeten, stap voor stap omhoog klimmen, naar een toestand, waarin het ook
moest dienen, maar dan uit vrije wil, zonder door Mij daartoe gedwongen
te worden - omdat het dan pas de laatste schreden naar de voleinding zetten
kan, omdat het dan pas zijn eigen vrije wil juist gebruikt, wanneer het
uit eigen beweging in liefde dient.
Het is een eindeloos lange weg, die het eens gevallen geestelijke moet
afleggen, maar de weg is door Mij voor hem uitgestippeld. Het succes is
in het laatste stadium weliswaar niet zonder gevaar, maar de laatste wilsproef
kan niet worden omzeild, ze moet in vrije wil worden afgelegd, en daarom
kan de mens ook falen - wat Mij echter niet afbrengt van mijn heilsplan,
dat voor het terugvoeren van al het gevallen geestelijke geldt.
Eens zal Ik het doel bereiken, en Ik doe alles, wat mogelijk is, opdat
de mens als zodanig niet tevergeefs de gang over de aarde gaat, maar Ik
kan hem niet dwingen, omdat alles, wat hij doet, vrijwillig moet gebeuren.
En omdat hij vrijwillig moet dienen in liefde, moet zijn weg succesvol
zijn en moet hij aan het eind van zijn leven op aarde vrij worden van
elke vorm.
Amen |