BD.7463
26 november 1959
Wie was in Adam belichaamd? (1)
Steeds worden jullie juist geleid door mijn geest en worden
jullie gedachten binnengeleid in de waarheid. Deze belofte heb Ik jullie
gedaan, en ze wordt vervuld, als jullie door Mij zelf door de geest onderwezen
willen worden. Want mijn geest in jullie is een deel van Mij en is derhalve
op de hoogte van alles, wat jullie willen weten.
In den beginne waren er alleen hoogst volmaakte geesten, want mijn onvermoeibare
geest van liefde schiep hen allemaal tot eigen zaligmaking. Deze Geest
van liefde verlangde naar beantwoording van Zijn liefde. Hij verlangde
naar een wezen, dat gelijksoortig was aan Hem zelf, en dat te bezitten
was de inleiding tot de scheppingsdaad, waarbij dit wezen als eerste van
Mij uitging, met wie Ik voortaan alle zaligheden van het scheppen wilde
delen, omdat het buitengewoon vreugdevol voor een volmaakt wezen is, steeds
weer gelijksoortige wezens door zijn wil en zijn kracht te kunnen scheppen
in alle heerlijkheid en voortdurende liefdesdrang, die nu juist in het
scheppen tot uiting komt.
En mijn eerst-geschapen wezen, Lucifer of Lichtdrager, ervoer de lust
van het scheppen op dezelfde wijze, en het was onmetelijk zalig. Ik liet
hem de volledige vrijheid, want hij was Mij in diepste en reinste liefde
toegedaan, en Ik beperkte zijn macht om te scheppen niet, omdat de kracht
van mijn liefde dit eerst-geschapen wezen voortdurend doorstroomde en
ook zijn wil volledig vrij was, maar die ook geheel in overeenstemming
was met de mijne, omdat zijn liefde voor Mij straalde in de hoogste graad.
Uit deze liefdeband konden derhalve alleen maar gelijksoortige, hoogst
volmaakte wezens voortkomen. Wezens, die ware evenbeelden van Mij zelf
waren, evenals de eerst-geschapen geest het ook in het begin is geweest.
Toen de verdeeldheid van zijn wil inzette, toen Lucifer volledig in het
bezit van kracht en licht begon vergelijkingen te maken tussen hem en
Mij, toen zijn liefde af en toe verflauwde en een zekere eigenliefde begon
door te breken, nam ook het stralende van zijn wezen nu en dan af, en
dit werkte ook door in de wezens, die desondanks door zijn wil - en dus
door mijn doorstraling van kracht - geschapen werden, die eveneens nog
in de hoogste volmaaktheid ontstonden, maar ook hun wil van tijd tot tijd
verkeerd richtten, omdat deze (wil) volledig vrij was en bleef bij al
deze wezens, die ons beider wil en kracht lieten ontstaan.
De wezens waren vanaf dat moment geaard naar hun maker, maar omdat de
kracht van mijn liefde de oersubstantie was, waren ze ook weer goddelijk
van aard; ze waren volmaakt, omdat uit Mij en mijn kracht niets onvolmaakts
kon voortkomen, maar de vrije wil bij een volmaakt wezen behoort en deze
zich in alle richtingen kon ontplooien. Er kan dus niet gezegd worden,
dat de wezens zich door aanpassing hadden moeten gelijk maken aan het
wezen van hun verwekker, omdat de kracht uit Mij, die steeds deel had
aan het scheppen, ook steeds de garantie was dat niets tweederangs naar
de voor het eerst geschapen wezens vloeide door de wil van de verwekker
- omdat de vrije wil aan ieder wezen geschonken is en deze helemaal de
eigen standvastigheid van het wezen vergde.
En deze vrije wil had tot gevolg, dat aan de val in de diepte ook wezens
deelnamen, die als eerste van ons waren uitgegaan, wier lichtsterkte van
de liefde het nooit had mogen toelaten, maar die hun vrije wil evenzo
misbruikten als Lucifer, de Lichtdrager zelf, wiens prachtvolle wezen
nooit ten val had mogen komen, omdat het de helderste kennis bezat. Daarom
echter is zijn val nog meer te veroordelen, evenals de val van die eerste
wezens - zoals echter omgekeerd ook de later geschapen wezens standhielden
en zich van hem losmaakten, toen zij hun zelfbeslissingsrecht kenbaar
mochten maken en kozen voor hun Heer.
En zo'n gevallen oergeest was Adam, wiens ziel aanspraak maakte op de
belichaming als mens, vanwege zijn rijpheid, welke hem desondanks niet
voor een herhaalde val behoed heeft - omdat wederom de vrije wil faalde
- maar niet, omdat hij te zwak zou zijn geweest voor de juiste beslissing.
Hij wilde groter zijn dan God. Dat was zijn oerzonde, en het was de hernieuwde
zonde in het paradijs. En Ik wilde voor mijzelf kinderen scheppen, die
in Mij hun Vader zien en naar wier liefde Ik smachtte, omdat mijn onmetelijke
liefde voortdurend naar beantwoording verlangt.
Deze liefde lag ten grondslag aan mijn gehele scheppingsdaad, de schepping
van alle oergeesten en later ook de schepping van aards-materiële
aard, omdat Ik nu eenmaal deze liefde verwerven wil, ook al duurt het
eeuwig lange tijd. Steeds weer probeer Ik, de omvang en diepte van mijn
liefde voor jullie mensen begrijpelijk te maken, maar zolang jullie niet
zelf tot liefde geworden zijn, zolang jullie niet weer jullie zelf zo
ontwikkelen, dat de kracht van mijn liefde jullie kan doorstromen zoals
in het begin, zullen jullie mijn liefde niet ten diepste kunnen bevatten.
Maar jullie moeten weten, dat jullie bij machte zijn, mijn hart te beroeren,
dat Ik al jullie verzoeken inwillig, dat Ik jullie de waarheid binnenleid
en jullie licht schenk, omdat Ik weet, dat licht alleen zalig maakt, omdat
het licht van de liefde uitgaat en jullie al mijn liefde bezitten, ook
wanneer jullie haar niet kunnen voelen. Maar Ik geef jullie daarvan steeds
weer bewijzen.
Amen |