BD.7418
29 september 1959
Schemertoestand in het hiernamaals
De zielen die overgaan in het rijk hierna zonder hun Verlosser te hebben gevonden, bevinden zich in dichte nevelen als ze het rijk der duisternis niet binnengaan omdat ze op aarde een levenswandel geheel tegen God in hebben geleid. Maar er zijn ook mensen die zich aan geen onmiskenbaar onrecht schuldig hebben gemaakt, wier overtreding meestal bestaat in het nalaten van goede werken. Mensen die niet goed en niet slecht kunnen worden genoemd en die daarom niet zo'n verduisterde geest hebben dat hen in het hiernamaals de diepste duisternis wacht. En toch passen ze ook niet in het lichtrijk, want hun zielen zijn nog niet ontvankelijk voor het licht. Hun zielen zijn nog omgeven door dichte schemering, hun inzicht is zeer minimaal, al naar gelang de daden van liefde waarop een ziel kan terugzien.
En in dit rijk van de schemering bevinden zich de meeste zielen die van de aarde zijn weggeroepen. Mensen die rechtvaardig schenen in de wereld en toch weinig waar geloof hebben omdat hun op aarde de liefde ontbrak. En voor deze zielen volgt nu een tijd van totale vereenzaming. Een tijd, waarin ze eenzaam ronddolen en alleen zijn met hun gedachten. Ze kunnen niets om zich heen onderscheiden. Ze zijn blind van geest en ze zijn ook niet in staat buiten zich iets waar te nemen, maar ze hebben het zelfbewustzijn niet verloren. Ze denken ook aan hun leven op aarde dat achter hen ligt, echter alleen erg onduidelijk en van tijd tot tijd. Hun blijvende toestand is een voortdurend ronddwalen en zoeken, want wat ze zoeken kunnen ze niet vinden - een plaats van rust en geborgenheid - omdat ze zich deze in het leven op aarde niet hebben verworven. Ze waren in zekere zin parasieten op aarde, die leefden zonder het ware doel van hun leven na te komen. Die steeds hebben genomen en niets ervoor teruggaven, om het even of dit aards of geestelijk op te vatten is. Ze verwierven zich geen geestelijke goederen, maar ze benutten het leven op aarde ten volle volgens hun verlangen. Ze zijn door het leven op aarde gegaan, zonder serieus over de zin en het doel ervan na te denken en daaraan beantwoordend het leven op aarde te leiden. En net zo worden ze in het rijk hierna bedacht: ze treffen er niets aan, omdat ze niets verwierven wat duurzaam is in het geestelijke rijk.
Nu komt pas aan het licht of er aan zo'n mens liefdevol wordt gedacht. Want elk liefdevol gedenken is als een vaste grond waarop de ziel zich nu kan bewegen met een bepaalde zekerheid. Elke liefdevolle gedachte verschaft de ziel een lichtpuntje waarin ze haar omgeving onderscheidt, al is het maar voor korte tijd. Maar het zet haar aan tot nadenken en alleen door nadenken kan de toestand bij haar veranderen, doordat ze de weldaad van een liefdevol gedenken ervaart, doordat ze begint spijt te krijgen, omdat ze inziet wat ze op aarde heeft verzuimd. En al naar gelang haar geaardheid, haar bereidwilligheid en haar weerstand, kan de toestand van zo'n ziel ook evenzo snel veranderen, als ze maar niet helemaal koppig van geest is en dan haar blindheid enorm lang kan duren, voordat de schemering wijkt voor een lichtsprankje. En omdat alleen liefdevolle gedachten haar deze verbetering verschaffen, moet zo'n ziel veel kracht van de voorbede worden geschonken. Ze mag niet aan haar lot worden overgelaten, wat haar toestand zonder licht alleen maar eindeloos zou verlengen, want alleen liefde kan haar veranderen. Liefde die door medemensen zo'n ziel wordt nagezonden, die aan de ziel zelf ontbrak in het aardse leven, maar plaatsvervangend voor zo'n ziel door God wordt aangenomen.
Maar voor u mensen op aarde is het mogelijk, door uw liefde veel hulp te verlenen. En u moet steeds door middel van gedachten de verbinding met de zielen van de overledenen in stand houden. U moet hun steeds weer het evangelie van de liefde voorleggen, dat ze ook in het hiernamaals nog deze twee geboden moeten nakomen: God beminnen boven alles en de naasten als jezelf. Want alleen daardoor kunnen ze ook in contact komen met Jezus Christus, zonder wie een binnengaan in het lichtrijk voor iedere ziel onmogelijk is. Zielen die in de schemering ronddolen, hebben nog geen verbinding met Jezus Christus. Ze zijn nog niet verlost, wat het doel is waarom ze op aarde vertoefden. Maar ze moeten dit onvoorwaardelijk nog in het hiernamaals bereiken, als ze niet willen wegzinken in de diepte. Zielen die in de schemering rondgaan, zijn nog niet in de diepte gestort. Ze hebben nog gemakkelijk de mogelijkheid, de weg in het lichtrijk te vinden, want na een langdurige vereenzaming worden ze steeds weer door lichtwezens, die zich echter niet als zodanig kenbaar maken, op de juiste weg gewezen die naar Jezus Christus leidt.
En opdat ze deze lichtwezens volgen, opdat ze hun weerstand opgeven, is veel voorspraak nodig, die u de zielen niet zult mogen onthouden. Ze zullen u hiervoor eeuwig dankbaar zijn wanneer u met uw liefde het neerstorten in de diepte verhindert, wanneer u hen zult helpen dat ze vanuit de schemering de weg naar het rijk van het licht vinden. Want met liefdevolle voorspraak behoedt u ze voor een achteruitgang. Hun zielen worden zachter en meegaander en ook zij zullen verlost worden door Jezus Christus, die allen vergeeft die maar aan Hem denken en naar Hem roepen.
Amen |