Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7401
30 augustus 1959

Matigheid

U moet een sober leven leiden - al van uw jeugd af aan - en daardoor zal de overwinning van de materie u lichter vallen. U zult geen aardse genietingen begeren en het zal u ook niet moeilijk vallen daarvan af te zien ter wille van geestelijk gewin.

Hoe meer echter de begerigheid gewekt wordt naar aards genot, des te meer heeft de ziel daar tegen te strijden, want ze zal steeds gehinderd worden door aardse begeerten bij het streven naar geestelijk goed omdat haar zinnen gevangen zijn en zich niet makkelijk los kunnen maken van materiële zaken die alleen het lichaam welbehagen verschaffen, maar voor de ziel schadelijk zijn en steeds zullen blijven.

Daarom is het al raadzaam de mensen een bepaald "vasten" aan te bevelen - maar dit vasten bestaat alleen in een beperken van datgene wat de zinnen ten zeerste begeren.

Het is de mens niet verboden om helemaal te genieten, alleen kan hij zichzelf schade toebrengen door de mate waarin, doordat hij dan juist de zinnen ongeschikt maakt om geestelijk goed in ontvangst te nemen, terwijl iemand die overwint, een mens die zichzelf beheersen kan en met weinig tevreden is, makkelijk open staat voor goederen van geestelijke aard, omdat de materie hem niet meer hindert, integendeel hij haar zelf aan zich dienstbaar maakt door zijn wil.

Matigheid kan niemand schaden, maar steeds nuttig zijn, terwijl daarentegen overdaad steeds schade berokkent, en de mens die alleen zijn lichamelijke behoeften stilt en daarom geen maat kent, nooit in het bezit van geestelijk goed zal komen. Zolang de mens zichzelf in bedwang heeft, is er ook bij hem een zich openen voor het toestromen van het geestelijke te verwachten; wordt echter het lichaam overdreven veel bedacht, wat betekent dat elke begeerte vervuld wordt, dan sluit de mens zich af voor het toestromen van het geestelijke, omdat er voor beide tegelijk geen mogelijkheid bestaat - omdat de materie het geestelijke uitsluit - omdat het twee verschillende rijken zijn, die hun eigen deel uitstralen en beide niet tegelijk in het hart weerklank kunnen vinden.

Maar een bepaalde mate is de mens toegestaan, want wat het lichaam nodig heeft om zich staande te houden mag de mens verlangen en zich eigen maken. Maar hoe minder op deze maat een beroep wordt gedaan, des te meer voordeel trekt de ziel daaruit, doordat ze overvloedig bedacht wordt met die goederen die alleen van waarde zijn, omdat ze onvergankelijk zijn en worden meegenomen naar het rijk dat alleen werkelijk is, dat de ziel betreden kan als ze zich van haar lichaam losmaakt en het hiernamaals binnengaat.

Dan zal ze ontvangen in overvloed, omdat ze tevreden was met weinig, toen haar op aarde alles ter beschikking stond. Dan zal ze zich geen dwang meer hoeven op te leggen, ze zal ontvangen wat ze begeert en ze zal verblijd worden in eeuwigheid.

Amen