BD.7371
24 mei 1959
Toezegging van Gods hulp in de tijd van nood
Geen van u hoeft het einde te vrezen, evenmin als de nood
die aan het einde voorafgaat. Want het hangt alleen van u af, van uw instelling
tegenover Mij, om dan te allen tijde hulp te mogen ondervinden wanneer
u die nodig hebt. Het zal een zware tijd zijn voor alle mensen, die zonder
kracht uit Mij door het leven op aarde gaan. En dit zullen mensen zijn,
die geen band hebben met Mij, zelfs wanneer het hen aards goed gaat en
ze schijnbaar in het bezit zijn van grote lichamelijke kracht.
Maar wanneer hun de kracht uit Mij ontbreekt, zal juist de laatste tijd
ze bijzonder hard treffen en ze bijna overweldigend terneer drukken. Want
aards zal er veel levenskracht van hen worden gevraagd om aan alle eisen
te voldoen. En geestelijk zoeken ze geen toevlucht tot Mij, de Bron van
kracht van eeuwigheid, waar ze waarlijk onbeperkt kracht zouden kunnen
ontvangen om hun levenstaak aan te kunnen. Daarentegen zal de strijd om
het bestaan aanzienlijk lichter zijn voor de mijnen, die ook wel voor
dezelfde eisen worden gesteld, maar die door hun nauwe band met Mij in
het bezit zijn van kracht. En hun zal alles maar half zo zwaar lijken
als de ongelovige medemensen het ervaren.
Maar de tijd van nood komt onherroepelijk. Hij moet ook komen ter wille
van de weinige besluitelozen, opdat ook dezen de weg naar Mij vinden.
En juist deze weg te hebben gevonden, betekent ook tot de mijnen te horen
wanneer de tijd is vervuld, om het even of de weg over de aarde van de
enkeling ten einde loopt of het algemene einde zal volgen. Wie tot de
mijnen behoort, hoeft niets te vrezen. Hij zal ook over de zwaarste tijd
heen worden gedragen en als overwinnaar tevoorschijn komen, al schijnen
de gevechten nog zo zwaar, die de tegenstander met zijn vazallen tegen
de mensen zal voeren, oftewel die de antichrist tegen de gelovigen voert
om ze Mij nog voor het einde te ontwringen.
Maar wie eenmaal kracht van Mij heeft ontvangen, wendt zich steeds weer
tot Mij om toevoer van kracht. En hij zal ook nooit zonder kracht worden
gelaten, want hij behoort tot de mijnen, die Ik waarlijk bijsta in de
dagen van nood, in de laatste tijd voor het einde. En dan zal al elke
gedachte aan Mij u de kracht opleveren, want Ik laat de mijnen niet meer
uit mijn handen rukken. Ik waak over hen en leid ze zelf door de laatste
strijd heen naar de zege, zoals Ik het heb beloofd. Wie volhoudt tot aan
het einde zal zalig worden. Vertrouw steeds alleen maar op mijn woord,
op mijn beloften, die voor u steeds hulp betekenen in elke aardse en geestelijke
nood. Ik verlaat de mijnen niet en tot de mijnen kan zich ieder rekenen,
die de band met Mij al is aangegaan, die naar Mij zal roepen, omdat aardse
of geestelijke nood hem beangstigt. Ik laat hem niet zonder hulp en daarom
zal hij de komende tijd niet hoeven te vrezen. Ik zal steeds aan zijn
zijde gaan en hem door alle nood heenleiden.
Amen |